Zoek
 
Sluiten
INDISCHE ENCYCLOPEDIE
Indopedia
INDOPEDIA
De Indische Encyclopedie
 

Index encyclopedie

Tel. / adres boeken

Recepten, Gerechten

Djamu (Jamu) - medicinale kruiden , planten en vruchten. Ziekten & Kwalen

Indische Boekrecensies

Verhalen

Bladmuziek Krontjong

Bezoekers vanaf jun. '09

 19680673 Bezoekers

 28 Bezoekers online

rss Deze artikelen zijn ook met een RSS reader te lezen. :
https://indopedia.nl/data/nl-articles.xml

Herinneringen van een Stadswachter van Semarang.

December 1941-December 1945.

 


4) Zes maanden in Soerabaja  (16 April - 16 October 1942).

    Onze loods werd opgezet door Inlandsche toekangs die goed vorderden zoodat wij binnen een paar dagen allen een dak boven ons hoofd hadden en een bamboe baleh-baleh, alwaar wij 1 m breedte en 2 m lengte elk werden toegewezen. Aan beide zijden was een rij baleh? en in het midden een 1,5 m breed pad. 
Voor en achterwand had een dubbele deur en in de zijwanden waren om de 50 m zijdeuren. De geheele politie en stadswacht werd bij elkaar in één loods ondergebracht en waren daarbij
nog enige landstormers, die, afgescheiden van hun groepen, zich bij ons in Semarang voor het verrichten van politiediensten voor de Jap, hadden aangesloten. Later werd de politie in een andere loods ondergebracht en werden de vernielers bij ons gevoegd. In totaal waren er in de beginne 4000 man waarvan plus minus 2000 Engelschen en Ausies alsmede eenige Amerikanen. Velen werden ondergebracht in het hoofdgebouw waarin tevens een kantine, recreatievertrek en diverse kantoortjes van allerlei aard waren ondergebracht. Anderen weer lagen in permanente kleinere gebouwtjes en de overigen allen in bamboe loodsen. Het geheel was verdeeld in twee bataljons en elk,    10 compagnieen volgens welke de voedselverstrekking in twee
partijen geschiedde. In den beginne werd het eten buiten door de corveërs gekookt en kregen wij een behoorlijke maaltijd en 's morgens zelfs een belegd broodje. Al gauw werd het minder en na een paar maanden zaten we op 3 X rijst per dag waarvan de kwaliteit en kwantiteit sterk achteruit ging en we bij ons vertrek een zeer sober maal hadden. De gezondheids toestand teekende zich door vitaminen gebrek en ging hard achteruit. Een hospitaal was intusschen ingericht en bergde al gauw aldaar 100 patiènten, terwijl er dagelijks honderden mindere zieken voor de dokter kwamen. Gelijk dat het voedsel verslechterde, verslechterde ook de corvee's. Deze werden regelmatig zwaarder, onze krachten minder en de Jap trad dagelijks strenger op.
Onze algemeene stemming bleef echter goed. Er werd veel gedaan aan muziek, cabaret en op allerlei gebied werd onderwijs gegeven. Ik voor mij genoot veel van eenvoudige boeken waarvan ik er wel twee in een week las.
Voorts werd er veel aan huisvlijt gedaan, waarvoor een keer zelfs een bezienswaardige tentoonstelling is gehouden. Ook geestelijk werden wij toen nog goed verzorgd, en velen hadden daaraan juist nu meer behoefte.
Wij zelf maakten onze woonplaats zoo gezellig mogelijk en velen bouwden een open galerijtje met een kongsie van 4 tot 8 man, zoodat wij allen een zitgelegenheid hadden voor ons zelve. Alles werd gemaakt van oud meubilair dat ergens op een hoop was opgeslagen. Gezien de pot slecht verzorgd werd, begonnen wij allen aan het zelf bereiden van lekkere hapjes voor zoover onze middelen het toelieten om daarvoor e.e.a. in te koopen. Tijdens de corvee's was daar eerst ruim de gelegenheid voor, doch al spoedig werd dit verboden en kon je alleen steelsgewijze wat bemachtigen. Onze financiën raakten intusschen ook op en zoo werd alles gaandeweg veel minder gunstig voor ons. 

In het begin corveede ik een enkele maal buiten aan opruimingswerk van het B.P.M. complex, wat zwaar gebombardeerd en vernield was, doch spoedig had ik een baantje als groente snijder in de keuken en bleef dat tot mijn vertrek vandaar. 
Eerst werkten wij halve dagen, doch later, heele dagen om de andere dag.
    Bij het werk bleef veel aan de strijkstok hangen en had
ik dus veel extra voeding.
Er bleef verder veel vrije tijd over welke ik meestentijds besteedde aan lezen. Anderen kaarten of schaakten veel of hadden andere hobbie's. Intusschen hadden wij een aardig contact verkregen met Semarang en was briefjes wisselen, een sport, welke trots de strenge controle van de Jap, veelal goed gelukte. Een keer had ik zelfs uit Semarang in drie dagen bericht terug. Met de berichten bleek al gauw dat het buiten het kamp op Java voor onze vrouwen moeilijk werd en op den duur zouden zij niet meer in staat zijn in hun onderhoud te voorzien. Daaruit vloeide voort het verzamelen van de Europeesche vrouwen eerst in woonwijken daarna in kampen met alle ellende voor onze vrouwen daaraan verbonden. Onze gedachten over de toestand waren echter zeer optimistisch en dat hield de stemming er in.
Allen dachten wij toen dat het elk oogenblik kon eindigen     en wij waren er zeker van, dat het dit jaar tot een einde,      en wel, een goed einde voor ons zou komen.
    Op den 8ste Juni 1942 was er bepaald dat wij bezoek mochten ontvangen en dat beloofde een feest te worden. Iedereen verwachtte bezoek en allen kleedden wij ons dien dag in onze beste kleeren, al was dat voor velen ook niet veel moois meer. Op andere dagen liepen wij in vodden en dikwijls half naakt.
Op de dag van bezoek waren op het plein op ons terrein       letterborden opgesteld in een vierkant. Bij die borden moesten wij ons, op onze naamletter, opstellen en zoo zouden onze bezoekers ons snel, kunnen vinden.
Reeds bij het krieken van de dag kwamen vele vrouwen en kinderen om een goed plaatsje in de rij voor de ingang in te nemen, en toen tegen negen uur de poort open ging, stond er een onafzienbare rij van bezoekers allen beladen met pakketten met lekkers. Dat binnenkomen van die lange rij duurde tot 2 uur     's middags, toen werd de poort gesloten en een andere poort geopend voor vertrek. Tegen 4 uur werden de overgeblevenen tot vertrek aangezegd en om 6 uur was het terrein weer ontruimd. Zelf kreeg ik, en velen met mij, geen familiebezoek.
Wel waren er vele kennissen die de groeten en pakketjes van thuis meebrachten voor mij, doch Mams en Rite waren er niet. Zelf nam ik daar gauw genoegen mede, omdat ik dacht dat zij in Bandoeng Herman zouden bezoeken, doch ook dat heeft niet plaats gevonden. Later vernam ik de eigenlijke reden daarvan, en dat was, omdat de berichten over de bezoekdag verward waren en het verkeer was hopeloos in de war.
Inderdaad was Mams van plan Herman op te zoeken doch dien dag was er geen bezoek en later was Mams van de bezoekdagen niet op de hoogte.

    ( B.P.M. = Bataafse Petroleum Maatschappij.)  red

Intusschen was het voor allen een vreugdedag geweest gevolgd door een vreugdige avond, doch de nacht was voor velen die toen rustig wilden nadenken over het feit van deze dag en alles wat zij gehoord hadden verre van aangenaam. 
Menig hoofdkussen was dan ook vochtig van verdriettranen. 
Toch gaf het ons allen voor de volgende dagen weer levenskracht en genoten wij nog lang na.
Als voornaamste bezoekster van mij kwam Mevrouw Bange die behalve een brief van Mams ook nog tabak en vruchten voor mij bracht. Veel hebben wij toen gepraat over Jan's en mijn zieke dagen daar, en over wat ons te wachten stond. 
Een deel van mijn dagboek gaf ik haar mede en werd op een goede plaats gestopt. Dit bezoek vooral deed mij zeer goed.
Van de vrouw van de Luitenant dev. Meerdink, ( helaas overleden in 1943 in Siam ), kreeg ik de groeten van Ir. H. Meerdink mijn directe chef in Semarang  met een rolletje dubbeltjes      ad fl. 5,-.
Dat cadeau heb ik toen hoog gewaardeerd. Mevrouw de Meijer, wiens man helaas ook is overleden in Siam, bracht ook nog een brief van Mams en mijn jongere collega Segers eveneens.
    In de maanden Augustus September werd het voor ons hoe langer hoe slechter en ontviel bij velen de optimistische gedachte aan een spoedig einde. Toch door alles heen, dachten wij dat het toch wel niet meer zoo lang zou duren.
De goede berichten of beter gezegd de geruchten waren prachtig, voor ons in de Oost. In het Westen ging het met Rusland al langer hoe beroerder en de Mof zat al dicht bij Moskou. Ook in Afrika ging het slecht en Engeland werd nog steeds           bedreigd. Het geheele vasteland van Europa werd door Duitschland beheerd en grote vorderingen werden overal in het nabije Oosten gemaakt. Turkije bleef evenwel nog neutraal.
Bij ons was de Jap in Australie terug geslagen en de berichten meldden dat overal de geallieerden kwamen opzetten. Ver in zee tusschen Australie en Amerika heroverden wij steunpunten en de aanval op de Salamo eilanden was ingezet. Groote zeeslagen werden geleverd en alles met succes voor ons, zoodat wij dachten het gaat goed. Eerst kregen wij nog kranten met vele Japansche succesberichten doch nu kwam er geen courant binnen. De Jap ging ook vreeselijk te keer tegen ons en ontdekte ook complotten die overal gesmeed werden. Alle kampcommandanten van de vele kampen in en om Soerabaja werden gevangen gezet en de meesten zijn nimmer teruggekeerd. Inspecties waren aan de orde van de dag en elk geschreven of gedrukt papier werd je afgenomen, als je het niet goed verstopte. Het werd alles bij elkaar een zenuwachtige toestand. Over heel Java was het verhuizen van heele kampen en je wist vandaag niet, waar je morgen aan toe was. Er vielen in die tijd echt klappen en een enkel van ons sloeg wel eens terug doch kwam dan uiteindelijk van een koude kermis thuis en belandde veelal in het hospitaal met gebroken ledematen. De eerste mishandeling die ik zag was op het jaarmarkt terrein alwaar een tweede Lt., voor het niet groeten een klap werd gegeven, die daartegen een afwerende beweging maakte. In een ommezien was hij omgeven door een zestal Jappen die hem onbarmhartig toetakelden en daarna aan een paal bonden. Aan die paal heeft hij 2 X 24 uur gestaan met zoo goed als geen eten of drinken en werd regelmatig door willekeurig voorbij komende Jappen geslagen met een stok of een riem of een douw met de kolf van een geweer. 

Ziedend van woede stonden wij er omheen en wonder boven wonder barstte er geen oproer uit. 
Allen waren wij langzaam maar zeker volkomen krachteloos geworden, in verzet tegen onze bewakers, wetende dat wij er toch niet tegen op konden. Meerder staaltjes van mishandelingen ook van Inlanders en soms van onze vrouwen op straat, hebben wij in die tijd moeten aanzien, zonder hulp te kunnen bieden.
Die bovengenoemde luitenant werd na zo'n 2 X 24 uur aan de paal losgelaten en in het hospitaal opgenomen met een gebroken arm en lichte kneuzingen. Hij is gelukkig hersteld, was al over de 50, en heeft voor zoover mij bekend het eind van deze ellende meegemaakt; althans vlak voor het einde ontmoette ik hem nog in Bangkok. Omstreeks Augustus overleed plots onze     1ste Stadswachter Groquee en niet veel later daarna de         2de  Stadswachter Driesen Dubois. De begrafenis van de eerst werd zeer mooi uitgevoerd. Een Chapel d'argent was ingericht waar wij de avond van het overlijden allen onze laatste groet konden brengen. Een ambonneesche groep gaf prachtige muziek te hooren op die avond en op den dag van de uitvaart. Allen stonden wij in geregelde groepen de volgende dag opgesteld op het groote plein en langzaam en statig passeerde ons de begrafenisstoet, met muziek en 20 van onzer als uitgeleide, alsmede, de Pastoor met het kruis en de Japansche commandant met een 20 Jappen als erewacht.
    De tweede begrafenis was veel minder mooi en ook de befrafenis van nog een tweetal Engelschen waren minder verzorgd, zelfs sober.
Intuschen brak de maand September aan en dat gaf vele verhuizingen.
De Inlandsche stadswacht die in Semarang was gebleven was vrijgelaten en in dienst van de Jap gesteld om de Europeanen die daarna als ambtenaren en burgers werden geïnterneerd, te bewaken. De Chinezen van de stadswacht werden weggevoerd, naar waar was niet bekend, en later vrijgelaten. Bij ons ging ook het gerucht dat wij weggevoerd zouden worden doch waarheen wisten we niet. Wij hoorden van vertrek naar Tjilatjap, Soekaboemi, Tdj. Priok en ook aan Formosa doch zekerheid hadden wij niet.
Eindelijk begin October werden maatregelen van administratieve aard getroffen die er op wezen dat er wat gaande was en in de eerste week van October ging inderdaad 500 man van ons weg en de tweede 500 man, die in de tweede week weg zou moeten werd intusschen aangewezen en daarbij was de heele Stadswacht en de Politie van Semarang alsmeede de vernielers van Midden Java.


 

===========================
Copyright: R.Derks


Creatie datum: 07/06/2017 11:34
Categorie: Verhalen - Derks, H.A.T.
Pagina gelezen 4961 keren


Reacties op dit artikel

Er heeft nog niemand gereageerd.

Nieuws van den dag uit het voormalig Nederlandsch-Indië