INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
19957398 Bezoekers
44 Bezoekers online
Beide kalenders zijn volgens de omloop van de maan geregeld.
Het jaar bestaat uit 12 maanden, die beurtelings 29 en 30 dagen tellen, omdat de omloopstijd van de maan maar weinig meer dan 29½ dag bedraagt.
Tot vereffening van het nog overblijvende verschil worden schrikkeljaren aangewend, die één dag meer, dus 355 dagen bevatten.
I. Algemeen Mohammedaanse (Arabische) kalender.
De 12 maanden zijn:
De schrikkeljaren worden verdeeld over een kring van 30 jaren, waarvan elf schrikkelen, t.w. het 2de, 5de, 7de, 10de, 13de, 16de, 18de, 21ste, 24ste, 26ste en 29ste.
Het eerste jaar, tevens de eerste kring wordt gerekend begonnen te zijn in het jaar van de vlucht van Mohammed uit Mekka naar Medina (622 volgens de Christelijke jaartelling).
De maand Ramadhan is de maand van het grote jaarlijkse vasten.
Volgens de, ook hier in het land geldende Sjafi’itische leer wordt aanvang en einde van die maand als volgt geregeld:
De dag begint bij zonsondergang en de maand begint, zodra de nieuwe maan te zien is geweest, hetgeen behoorlijk vastgesteld moet worden door minstens één mannelijk getuige, die aan de wettelijke vereisten van geloofwaardigheid beantwoordt.
Is door zodanig betrouwbaar persoon wettig vastgesteld, dat de nieuwe maan gezien is, dan wordt de maan Ramadhan geacht ingetreden te zijn.
Is de nieuwe maan niet gezien, dan begint zij pas als de voorafgaande maand vol is, d.w.z. 30 dagen heeft geduurd.
Evenzo eindigt de vastenmaand bij het zien van de nieuwe maan van de daaropvolgende maand Sjawwal, of, als zij niet te zien is, 30 dagen na het begin van de vastenmaand.
Dientengevolge kunnen de data van het begin van de maanden Ramadhan en Sjawwal, althans voor godsdienstige doeleinden, vooraf niet worden opgegeven en moet gerekend worden op de mogelijkheid, dat zij met de hierboven opgegeven data verschillen.
Hetzelfde geldt trouwens ook van de data van de andere Mohammedaanse feestdagen: de data voor de godsdienstige viering kunnen verschillen van die, welke officieel van Regeringswege zijn aangewezen.
Voor officiele doeleinden houd men echter alleen rekening met de data, officieel aangewezen volgens artikel 153 van het Wetboek van Koophandel.
II. Javaans-Mohammedaanse kalender.
De oud-Javaanse tijdrekening, die in het jaar 78 na Christus aanving werd in het jaar 1633 met de Mohammedaanse samengesmolten.
Men behield daarbij het jaartal 1555.
De namen van de maanden zijn, enigszins gewijzigd van de Arabieren overgenomen; hun duur is dezelfde.
In de schrikkeljaren wordt de laatste maand tot 30 dagen verlengd.
Windoe.
Het bepalen van die schrikkeljaren geschiedt door een kring van 8 jaren, Windoe geheten, waarin zij opvolgend de naam voeren van
en waarin het 2de, 4de en 8ste jaar schrikkelen.
Het jaar Dal is ten opzichte van de lengte van de opvolgende maanden onregelmatig; zij tellen nl. respectievelijk 30, 30, 29, 29, 29, 29, 30, 29, 30, 29, 30, 30 dagen.
Teneinde in overeenstemming met de maansomloop te blijven, moet na 15 Windoe ’s of 120 jaren één schrikkeljaar vervallen.
In werkelijkheid schijnt het niet regelmatig gebeurd te zijn.
De twee laatste vereffeningen, zijn in de Javaanse jaren 1674 en 1748 (1748-’49 en 1820-’21 volgens Christelijke jaartelling) geschied en daar iedere Windoe met dezelfde weekdag begint, is die dag toen eveneens twee maal versprongen.
De Vrijdagse kalender (choeroep djamniah) ging dientengevolge op 11 dec. 1749 over tot de Donderdagse (choeroep kamsiah) en op 28 september 1821 tot den Woensdagse (choeroep arbangiah).
Ofschoon door de invoering van de 120-jarige tijdvereffening de
Moh.-Javaanse tijdrekening overigens een nauwe overeenstemming vertoont met de Arabische kalender, kunnen door het gebruik deze beide van elkaar verschillende kringen, met de bijbehorende ongelijke verdeling van de schrikkeljaren, tijdelijk verschillen tussen beide kalenders optreden, die tot 2 dagen kunnen oplopen.
Om het verschil hier met een voorbeeld duidelijk te maken, kan uitgegaan worden van het tijdstip, dat beide kalenders met een nieuwe kring beginnen.
Dit is o.a. gebeurd op 18 febr. 1874, toen 1/1 1291 Hidjrah aan 1/1 Alip 1803 gelijk was.
De schrikkeljaren zijn nu:
in de in de
Hidjrah: Jav. Kalender
2 2
5 4
7 8
10 10
13 12
16 16
18 18
21 enz.
24
26
29
enz.
Aanvankelijk lopen de beide kalenders 4 jaar lang volkomen gelijk.
Bij het begin van het 5de jaar is de Javaanse kalender 1 dag achter bij den Arabische door de schrikkeldag op het eind van het 4de jaar.
Het 5de jaar Dal heeft bovendien een ongelijke maandverdeling.
De 2 eerste maanden hebben beide 30 dagen in plaats van 30 en 29.
Van het begin van de 3de maand, in het 5de jaar, is daardoor de Javaanse datum 2 dagen achter bij die van de Hidrjah.
Maar omdat bij de Javaanse tijdrekening nu 4 maanden komen van 29 dagen, wordt het verschil van 2 dagen bij het begin der 7de maand weer ingehaald.
Wel schrikkelt het 5de jaar van de Arabische kalender, maar ook de laatste maand van het Javaanse jaar Dal telt 30 dagen, zodat de nieuwe overeenstemming blijft bestaan tot het einde van het 7de jaar.
Bij het begin van het 9de jaar komen de tellingen opnieuw overeen enz.
Woekoe.
De Javanen gebruiken twee weken, een zeven- en een vijfdaagse, respectievelijk woekoe en pasar genaamd.
Dertig woekoe ’s vormen een tijdkring, waarin zij met de volgende namen worden aangeduid:
Die tijdkring is weer onderverdeeld in zes groepen van 5 woekoe ‘s, die dus ieder zeven pasars bevatten.
Pasar.
De vijf dagen van die marktweek heten:
Mangsa.
Ten behoeve van de landbouw is door de Javanen het zonnejaar verdeeld in twaalf delen, mangsa’s genaamd.
In 1855 (Christelijke jaarteling) is door de Soesoehoenan van Solo die indeling onder de naam van Pranatamangsa als volgt geregeld:
Aantal dagen aanv. volgens Christ. Kalender
De lengte van de maanden is hierbij in verband gebracht met de schaduwlengte op de middag van een recht opgezette staak in verschillende tijdstippen van het jaar.
Hierbij wordt de schaduwlengte op 21 juni in vieren en die op 21 december in tweeen verdeeld.
De zes op die wijze verkregen onderdelen zijn op weinig na aan elkaar gelijk.
Het 4de jaar moet telkens schrikkelen door de 8ste mangsa één dag langer (27 dagen) te laten duren.
Het 1ste Pranatamangsa-jaar begon 22 juni 1855 (Christelijke jaartelling).
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage