INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
19749658 Bezoekers
61 Bezoekers online
Tot 1926 golden in Ned.-Indië voor de oprichting van fabrieken en neringen de oude bepalingen van 1836, vele malen gewijzigd en aangevuld.
In 1926 werden die voorschriften herzien en aangevuld opnieuw afgekondigd bij de Hinderordonnantie.
Artikel 1 daarvan bepaalt: Het is verboden om zonder vergunning op te richten de volgende inrichtingen.
Er volgen dan een twintigtal groepen van fabrieken en bedrijven van allerlei aard, doch deze opsomming is niet limitatief, want het artikel eindigt met de woorden: zomede alle andere inrichtingen, diemgevaar, schade of hinder kinnen veroorzaken.
Enkele ondernemingen vallen niet onder de Hinderordonnantie n.l. inrichtingen, benodigd voor de aanleg en instandhouding en de exploitatie van spoor- en tramwegen en openbare werken en verder ondernemingen, waarvoor de Fabriekenordonnantie, Rubberbereidingsordonnantie en Petroleumopslagordonnantie gelden.
De vergunning wordt verleend door het College van Burgemeester en Wethouders, door het College van gecommitteerden in de Regentschappen, dan wel door de Voorzitters van de Lokale Raden, de Hoofden van plaatselijk bestuur of door de Regenten al naar de plaats, waar het bedrijf zal werden ingericht.
Straten, wijken en plaatsen kunnen gesloten worden voor bepaalde inrichtingen bijv. hinderlijke fabrieken, slachterijen enz. kunnen verboden worden als er gemeentelijke instellingen zijn waar de werkzaamheden moeten worden verricht.
Kleine bedrijven niet met machinale kracht kunnen soms vrijgesteld worden van vergunning vragen.
Weigering van de vergunning geschiedt overigens alleen wegens gevaar, schade aan eigendommen, bedrijven of de gezondheid of wegens hinder van ernstige aard, waarvan in de ordonnantie enige voorbeelden worden gegeven.
Door het stellen van voorwaarden kan eventueel aan geduchte bezwaren tegemoet gekomen worden.
Van de beslissing Staat hoger beroep ὸf bij de Gouverneur van de provincie ὸf bij de Directeur van Binnenlands Bestuur.
De vergunningverlener kan altijd nog nieuwe voorwaarden stellen indien de ondervinding de noodzakelijkheid daarvan heeft aangetoond.
De nieuwe bepalingen gelden ook voor vergunningen op de voet van de bepalingen van 1836 verleend of voor, bij de inwerkingtreding van de nieuwe voorschriften reeds bestaande inrichtingen, waarvoor vroeger geen en thans wel een vergunning nodig is.
De vergunning is niet persoonlijk, hij wordt verleend aan de aanvrager of diens rechtverkrijgenden.
Bij afwijking van de gestelde voorwaarden kan de vergunninggever de verzuimen doen herstellen of de vergunning intrekken.
Strafbepalingen en gedwongen vrije toegang voor de bevoegde autoriteiten verzekeren de nakoming van de voorschriften.
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage