Zoek
 
Sluiten
INDISCHE ENCYCLOPEDIE
Indopedia
INDOPEDIA
De Indische Encyclopedie
 

Index encyclopedie

Tel. / adres boeken

Recepten, Gerechten

Djamu (Jamu) - medicinale kruiden , planten en vruchten. Ziekten & Kwalen

Indische Boekrecensies

Verhalen

Bladmuziek Krontjong

Bezoekers vanaf jun. '09

 19412740 Bezoekers

 5 Bezoekers online

rss Deze artikelen zijn ook met een RSS reader te lezen. :
https://indopedia.nl/data/nl-articles.xml

Mijn verhaal - Nederlands Indië - Einde 40

‘Sergeant, wordt eens wakker,’ Hoorde Hardeman heel ver weg. Hij hoorde zichzelf kreunen.
‘Sergeant, sergeant, wordt eens wakker.’
Zijn hoofd is zwaar en kan zijn ogen bijna niet open houden. Verdomme, wat een gedonder. Wat is er allemaal aan de hand? Geschreeuw aan zijn kop. Langzaam kwam hij bij en kreunend keek hij in het lachende gezicht van iemand in een witte jas.
‘Goeie morgen, sergeant. Jezus, wat kunnen die mariniers slapen, zeg,’ lachte de witte jas.
‘Goeie morgen, dokter,’ zei Hardeman moeilijk.
‘Nou, zeg maar gewoon goeiemorgen, verpleger. De dokter komt later op de dag. Maar dat kunt u niet weten,’ ging de witte jas verder.
 Hardeman werd nu wakker. Hij keek in de gezichten van allemaal landmacht soldaten. Hij lag in een kamer waar meer gewonden lagen. Het waren allemaal landmacht jongens. Hij was de enige marinier.
Door het spuitje dat hij in Padangan in zijn bovenbeen had gekregen was hij in slaap gevallen en bij aankomst in het hospitaal was hij direct geopereerd.
‘Goeie morgen, sergeant,’ riep het koor in de zaal.
‘Dat is weer eens wat anders, een keursoldaat op de zaal,’ riep een puntmuts.
Hardeman liet zijn  hoofd in het kussen vallen Ook dat nog. Een stel puntmutsen. Hij sloot zijn ogen en bleef zo liggen.
‘Ook goeie morgen,’ zei Hardeman, met zijn ogen dicht.
‘Goed zo, marinier. Hoor je nou, mariniers kunnen gewoon praten. Wie zei nou dat mariniers kunnen lulle. Nu horen jullie het zelf,’ zeek de puntmuts door. Hij lachte om zichzelf.
‘Sergeant, ik bent gisterenavond nog geopereerd. U was in slaap gevallen maar de behandelend arts heeft u gelijk onder handen genomen. Alles keurig hersteld. De dokter komt het uzelf vertellen,’ zei de ziekenverpleger.
‘U mag van alles eten, dus u eet gewoon met de pot mee.’’
‘Hé, die marinier mag met ons mee eten. Hij krijgt dezelfde voeding als wij. Bof die vent effe. Hij krijgt dezelfde aardappelen uit blik als wij,’ zei de puntmuts die met zijn arm in beton lag.
‘Oké,’ zei Hardeman tegen de verpleger en viel weer duf in de kussens.
Hij keek duf naar de stellage die om zijn arm was gebouwd. Ook voelde hij stevig verband om zij dijbeen en zijn voet. De hele ochtend doezelde hij zo’n beetje voort. In de verte hoorde hij wel stemmen maar het deed hem niets. Om half één werd hij er weer bijgehaald om te eten.
‘Sergeant, eten,’ riep iemand. Hardeman werd met een schok wakker. Even later was hij weer helemaal bij. Het eten smaakte hem best. Hij had ook een dag niet gegeten. Hij had nu best trek. Op zijn kastje stond een bakje met drie grote bomscherven die uit zijn dijbeen waren gehaald. ’s Middags kwam de dokter aan zijn bed. Hij hoorde hem zeggen, ‘’ Ik ga eerst bij die marinier kijken’
De dokter stond bij zijn bed. Zijn gevolg, een paar verplegers, stonden om het bed.
‘Zo, sergeant, hoe gaat het er mee?’’ De dokter stak zijn hand uit.
‘Het gaat nu wel weer, dokter. Vanmorgen was ik nogal duf,’ antwoordde Hardeman.
‘Ja, dat is de verdoving. Dat is met een paar dagen over. Ik heb er een mooie hand van gemaakt. Hij is wel wat smaller geworden. Maar die pink kon ik er niet meer aanzetten. Je zult het zonder moeten doen. Je voet wordt ook weer beter en die scherven daar zten in je dijbeen. Je bent wel bezig geweest, sergeant. Over een paar weken kun je weer aan de slag. Ik kom regelmatig even langs,’ de dokter stapte naar het volgende bed.
Hardeman lag maar te liggen in bed. Hij had en kon weinig doen. Hij had flink last van de verdoving. Twee dagen later hij hij behoorlijk,last van harde stoelgang.
‘’Ik heb goed last van de stoelgang,’ zei Hardeman.
‘Dan zullen we u maar eens op de po zetten, sergeant. Ik zal even een collega halen.’
Hardeman werd op een po gezet, op de grond.. Zijn linkerarm stak omhoog in een soort stelling. Zijn rechterbeen staak vooruit en zo zat hij balanserend op de po.
‘Eerst maar rustig persen, sergeant,’ zei de verpleger,’’ Maar niet te hard, hé.’
Hardeman had het gevoel of er een rol prikkeldraad door zijn darmen werd geschoven en als hij niet perst werd het nog erger. Jezus, wat ging dat moeilijk!. Hij bleef gestadig doorpersen. Hij voelde de kabels op zijn kop komen.
Ping! Er viel een korreltje in de po. Het maakte heel wat geluid zo’n klein keuteltje en Hardeman dacht dat het heel wat was. Nog zo’n geluid.’
‘Gaat het, sergeant?’
‘Ja, ik geloof het wel.’ Het zweet stond op het voorhoofd van Hardeman.
‘Goed zo, doorgaan dan.’
Nadat Hardeman verschillende keren de ping in de po had gehoord dacht hij dat het gelukt was.
‘Ik ben klaar, verpleger,’ zei Hardeman
‘Goed zo, ik kom er aan.’
Met zijn tweeën helpen ze Hardeman van de po en lieten bijna weer vallen. De beide verplegers keken verbaas in de po.
‘Moet je nou, kijken, wat een schijtlijster die vent, zeg,’ zei één van de verplegers.
Ze legden Hardeman op zijn bed. Een verplegers nam de po van de grond en drukte deze onder de neus van Hardeman.
‘Moet u het hier vandaag mee doen, sergeant,’ vroeg de verpleger stom kijken.
Hardeman keek in de po en zag er een stuk of acht keuteltjes in liggen niet groter dan een geitenkeutel. En hij had nog wel het gevoel gehad een rol prikkeldraad uit zijn lichaam werd geschoven. Transpirerend viel hij weer in de kussens. De beide verplegers schoten in de lach..
‘Wat een schijtlijster,’ brulde een verpleger met een Amsterdam accent..
‘Wij zullen het straks wel verhelpen, sergeant. Maakt u zich maar geen zorgen,’ lachte de ander.
Hardeman lag dodelijk vermoeid op zijn bed. Het was een moeilijke bevalling met die keuteltjes.

‘Sergeant Meertens, melden bij de luitenant,’ riep een marinier door de deuropening van het huis van Meertens. Het was de ochtend na de dag dat Hardeman in de hinderlaag was gereden.
‘U hebt mij nodig, luitenant,’ meldde Meertens zich bij de luitenant.
‘Ja, Meertens, ga zitten,’ zei de luitenant, ‘Ga nu direct met je mensen naar de plek waar gisteren Hardeman in een hinderlaag is gereden. Ik ga met je mee. We gaan kijken of die ploppers er nog zitten. Neem ook de ploeg van korporaal Hartong mee. We moeten proberen of wij ze kunnen overrompelen. We gaan nu zo snel moegelijk weg. Het is nog vroeg.’
‘Ik ben al weg,’ zei Meertens.
‘Kom op, groep één. We gaan direct weg. Kleed je snel aan. Wapens en munitie mee. Ik ga Hartong waarschuwen.’
Meertens liep naar het volgende huis waar hij Hartong op de hoogte stelde.
Toen de patrouille klaar was en Meertens de luitenant waarschuwde, zei de luitenant,’ We gaan nu naar de plaats waar gisteren de patrouille in een hinderlaag is gereden. We moeten proberen die lui op te ruimen.’
De mariniers verlieten de post en in de looppas gingen ze in de richting van de weg. Het was nog maar net licht geworden.
‘Er wordt niet meer gesproken. De ploppers moeten niet weten dat wij in aantocht zijn,’ zei de luitenant. De mariniers rende bijna langs de weg. Gelukkig kwamen zij geen bevolking tegen. Ze gingen het djatibos in.
‘Doe zo rustig mogelijk en breek geen takken. Jullie dat dat ver hoorbaar is,’ zei de luitenant.
De mariniers zweette als pakpaarden. Steeds voorzichtiger gingen voorwaarts. Hun wapens schietklaar. Ze naderden de plaats waar de ploppers de vorige dag hadden gelegen.
‘Ik ga zelf even kijken, luitenant,’ zei Meertens.
Hij was snel weer terug. Ze zijn niet meer op de plaats van gisteren.. Misschien zijn ze in de kampong die onder aan de heuvel ligt.’
‘Laten we dan zo snel mogelijk naar de kampong gaan,’ antwoordde de luitenant.
De mariniers gingen voorzichtig de heuvel af. Ze maakten bijna geen geluid. De heuvel was glad dus moest het heel voorzichtig gaan.
Onder aan de heuvel hielden ze halt. Ze knielden in het kreupelhout en keken naar de kampong. Er was niemand te zien.
‘’We gaan in linie voorwaarts naar de kampong,’ zei de luitenant. De kampong lag een kleine honderd meter van de heuvel af. Snel gingen ze voorwaarts. Ze werden ontdekt door de ploppers en deze beginnen het vuur op de mariniers te openen.
‘Sprongsgewijs voorwaarts,’ riep de luitenant. Ploeg voor ploeg rende de mariniers voorwaarts. Schietend in de richting van de kampong. De ploppers begonnen te vluchten en ze werden één voor  één neergelegd. Twee ploppers werden in een huis gevangen genomen. Een van hen was een sergeant van de TNI. Het was een jonge kerel.
‘We zullen jou niet doodschieten, kerel,’ riep Jaap Meertens en flotste een flinke kwak van hem af., ‘ Jij kan ons veel vertellen.’
De TNI sergeant zei niets maar misschien had hij Meertens wel begrepen.
‘Hou deze kerel en zijn maat goed in de gaten. We nemen hen mee naar de post. Als hij probeert te vluchten schiet hem dan neer,’ zei Meertens.
Er werden wapens buitgemaakt en nog een mand met granaten en kleine bommen.
‘Laat die ploppers de manden dragen. Verdeel de wapens over jullie zelf,’ zei de luitenant.
Een paar uur later was de patrouille weer terug gekeerd op Banjoe Oerip. Beide ploppers mochten blij zijn dat ze gevangen waren genomen. Voor hetzelfde geld waren ze nu ook dood geweest. Zij waren nog van belang van de VDMB..


Er zijn alweer een aantal dagen voorbij en Hardeman is weer helemaal opgeknapt vanuit de narcose. Hij wist dat zijn meisje Olga op de hoogte was gesteld door Theo Gruter dat gewond was geraakt en dat hij in een hospitaal in Blora lag. Hou zou binnenkort wel brieven krijgen. Op de ziekenzaal lagen alleen jongens van de landmacht. Een aantal waren chauffeurs van Brencarriers. Dat waren lichte open pantserwagen die bij de landmacht werden gebruikt. De chauffeurs hiervan liepen grote risico’s.  Regelmatig liepen zij op mijnen of bommen in de weg. De chauffeur was dan vaak het slachtoffer. Hulde aan deze knapen. Er lagen twee chauffeurs die er al voor de tweede keer in het hospitaal lagen. Zij waren voor de tweede keer op een bom gereden.
Hardeman kon goed met deze mannen opschieten. Hoewel er altijd al een tweestrijd was tussen landmachters en mariniers was er hier op de ziekenzaal geen sprake van. Uiteraard werden er over en weer grappen gemaakt.
Het was een keurig hospitaal. Er was een afdeling waar de zieken verpleegd werden door nonnen. Maar deze vrouwen zagen wij nooit in het militair gedeelte.
Hardeman lag nog steeds met zijn stellage aan zijn arm en de verbanden om het bovenbeen en aan de voet, in bed. Dat zou nog wel een paar weken duren.
‘Sergeant, er is hoog bezoek voor u,’ zei een verpleger die de zaal was binnen komen lopen.
Direct achter de verpleger liep een kleine man, een officier van de mariniers. Het was de bataljonscommandant.
Het was de majoor der mariniers Rikkers. Paatje Rikkers!. Onze beste brave zooiensteker.
‘Dag sergeant,’ zei de Majoor, ‘’ Hoe gaat het er mee?’
Hij stak zijn hand uit en trok een stoel bij het bed van Hardeman en ging zitten. Bij hem stonden de dokter, een aantal ziekenverplegers, zijn chauffeur en een schrijver. Het was druk om het bed van Hardeman.
‘Dat vind ik aardig van u, Majoor,’ zei Hardeman.
‘Dat is helemaal niet aardig, sergeant. Dat hoort zo,’ zei de Majoor, ‘’ Maar hoe gaat het?’
‘Het gaat erg goed, Majoor, mag ik wel zeggen.’
‘Sergeant,’ begon de majoor langzaam sprekend, zo sprak hij altijd, ‘ Ik ben twee dagen hadat jij in die hinderlaag gereden ben op dezelfde plaats geweest. Ik ben wel met een gevechtswagen gegaan. Ik heb daar kunnen constateren hoe dapper je daar stand gehouden hebt gehouden. Je kon daar geen kant uit om zelf behoorlijke dekking te zoeken. Toch heb je je doden en gewonden en de truck niet in de steek gelaten. Ondanks dat je zelf geen wapen meer had en dat je gewond was. Ik  vind dat heel dapper. Ik ben er trots op dat ik mensen als u in mijn bataljon heb. Ik heb gevraagd aan onze commandant Kolonel De Bruijn om een commissie samen te stellen om je wapenfeiten. Je hebt er nog een paar op je lijstje staan en deze in een proces verbaal te verwerken. Als het aan mij ligt krijg je de MWO,’ de Majoor beëindigde zijn gesprek.
‘Ik dank u hartelijk, Majoor,’ zei Hardeman. Hij wist niet meer te zeggen. De Majoor knikte alleen maar en stond op. Hij stak zijn hand op en zei, ‘Ik wens je het allerbeste, sergeant. Ik ga er weer vandoor.’
De majoor keek even de ziekenzaal door en zei, ‘ Ik wens jullie allemaal het beste.’
Hij draaide zich om en verliet de ziekenzaal. Hardeman viel achterover op zijn kussen.. Even kon hij niets zeggen. Zijn compagniescommandant zag hem niet staan van de zeik en zijn bataljonscommandant kwam hem bezoeken en verteld dan even dat hij werd voorgedragen voor een MWO.
‘Dat zal je effe verteld worden. Wat heb jij uitgespookt, sergeant,’ vroeg een landmachter.
‘Och, het was niets bijzonders,’ zei Hardeman, Hij had er weinig behoefte aan om nog eens het hele verhaal te vertellen.
‘Ja, dat zal wel. Als het niks bijzonders was dan komt ook je bataljonscommandant niet op bezoek,’ ging de landmachter door.
Hardeman ging er niet op in. Hij lag met gesloten ogen op zijn bed en dacht aan de ouders van de jongens die bij hem gesneuveld waren.

Er was nu een week voorbij sinds hij in het hospitaal lag. Hij voelde zich erg goed. Helemaal fit. Behalve dan dat hij nog niets kon doen. Hij moest weer gaan lopen en zijn gewonde voet plat op de grond zetten. Dat was wat pijnlijk maar dat werd wel weer beter.
Zijn vriend Jan Joling was bij hem op bezoek geweest. Hij had kans gezien om met een truck die naar Blora ging mee te rijden. Joling vertelde hem dat er in Padangan nog steeds werd gesproken over de hinderlaag en over de voordracht voor een onderscheiding. Zulke zaken komen altijd uit en zo ook nu het Hardeman betrof. Hardeman wachtte het rustig af. Maar hij was er wel trots op.

Een paar dagen later werd er een marinier binnen gebracht. De naam was nog niet bekend maar hij was gewond geraakt. Hij lag nu op de operatiekamer. Als ze klaar met hem zouden zijn dan kwam hij op dezelfde kamer als waar Hardeman lag..
Tegen het einde van de middag werd de nog slapende marinier op de zaal gebracht. Het was de marinier Dijkstra van Banjoe Oerip. Hoe was het mogelijk.
Wat was er met hem gebeurd? Zijn hand zat in het verband. Hardeman moest nog even gedulde hebben voordat hij het wist. Dijkstra was nog in een diepe slaap vanwege de narcose.
Hij sliep de hele nacht door en werd op dezelfde wijze gewekt als Hardeman een goede week geleden.
‘Hé, marinier wordt eens wakker,’ riep de ziekenverpleger.
‘Marinier, wordt wakker.’
‘Het is niet normaal meer zoals die mariniers kunnen slapen,’ grapte een landmachter.
‘Sergeant Hardeman kwam al slapende binnen en nou deze marinier weer. Ik dacht dat die mariniers zo bij de pinken waren.’
‘Hé marinier, wordt wakker man.’
Dijkstra kreunde en begon zich te bewegen. Langzaam gingen zijn ogen open en hij keek verbaasd rond.
‘Val dood, sergeant. Lig jij ook hier,’ zei Dijkstra nog wat moeilijk.
‘Hij wel! Ik ben er levend vanaf gekomen en nou wens jij mij nog even de dood toe,’ lachte Hardeman, ‘ Hoe kom jij hier nou terecht, man. Ze hebben je hand keurig ingepakt.’
Dijkstra keek naar zijn dik verpakte hand maar zei niets.
‘Jouw verwonding was toch niet zo erg dat je naar het hospitaal moest en je had toch niets aan je hand?’
‘Nee, sergeant. Wacht even ik ben zo duf als een konijn.,’ kreunde Dijkstra.
Even later toen hij zich wat beter voelde verteld hij zijn verhaal.
‘Toen wij die dag toen wij in die hinderlaag waren gereden is de luitenant met de groep van Meertens naar dezelfde plaats gegaan. De ploppers zaten niet meer op diezelfde plaats. Ze zaten ergens in een kampong onder aan de heuvel Onze patrouille ontdekte waar ze zaten. Maar ze werden beschoten en  onze patrouille kwam in een gevecht met die lui. Dat hebben ze geweten. Op twee man na zijn ze gesneuveld. De andere twee werden meegenomen naar Banjoe Oerip.
‘Verdomme, dat is mooi,’ zei Hardeman.
De gevangen zijn naar Soerabaja gebracht. Wacht even, sergeant. Jezus, wat ben ik duf,’ klaagde Dijkstra en hij lag met zijn hoofd in de kussens.
‘Die gevangene zijn dan wel gesloft. Jaap Meertens is niet zo op gevangenen,’ zei Hardeman.
‘Ja,’ zei Dijkstra, ‘Ik ken er nog één,’ en hij knikte in de richting van Hardeman.
‘Ja, ga maar door.’
‘Nou, goed. We kregen een hele zooi munitie en een paar granaten die de ploppers bij zich hadden. Die rotzooi moest worden opgeruimd en dat zou ik even doen. Ik ben tenslotte van het stootpeloton. Ik was bezig een lading klaar te maken en door een klootzakkenstreek van mijzelf behandel ik het krimpen van een slagkwikpijpje verkeerd en    PANG. Weg twee toppen van mijn vingers. En daarom lig ik hier.’
‘Dan heb je goed pech gehad. Hoe is het overigens met je kont,’ vroeg Hardeman.
‘Oh, dat is bijna over. Ik ben daar behoorlijk gesloft. Het is niet te geloven dat wij daar levend zijn doorgekomen.’
‘Laten we het hier in het hospitaal wat gezellig maken. Je moet wel even wennen aan deze puntmutsen hier. Maar na alles wat jij hebt meegemaakt lukt dat ook wel,’ knipoogde Hardeman naar Dijkstra.
‘Ik dacht al wat hier toch voor vreemde kerels. Maar dat zijn puntmutsen. Nou, een paar keer slikken dan gaat het wel over,’ lachte Dijkstra.
‘Die mariniers verbeelden zich nogal wat. Maar ook zij houden geen kogels tegen al zijn ze nog zo stoer,’ pestte een landmachter verder.
 ‘Oh, hou op, man ik moet echt even aan jullie wennen,’ zuchtte Dijkstra. Hardeman lachte er maar om.
‘Ik was een week of wat geleden met mijn baas, dat is een kolonel, op bezoek bij de mariniers,’ zei een sergeant van de landmacht, ‘ Die kopstukken hadden een vergadering, geloof ik. En daar zie ik de hoogste baas van de mariniers. Hij heet De Bruijn of zo iets. Hij leek wel een gokker. Zo één uit het wilde westen. Hij had een mooi kaki pak aan en een schouderholster met een zware colt erin. Het leek of hij in een film moest meespelen. Het zijn toch zulke stoerdoeners die mariniers. Van hoog tot laag.’
Hardeman en Dijkstra gingen er niet op in. Deze sergeant had tenminste nog Kolonel De Bruijn gezien. Hardeman nog nooit. Zo vaak lieten onze hoge mariniers niet zien bij hun manschappen. Hardeman dacht er aan dat dezelfde kolonel van de mariniers met vele andere hoge pieten vreselijk veel fouten hadden gemaakt tijdens de planning van de 2de politionele actie.
‘Intussen begrijpen wij wel dat jullie goed in de moeilijkheden hebben gezeten. Jullie mariniers hebben tenminste nog behoorlijke wapens.. Jullie moeten eens komen kijken bij de landmacht. Hun onderdelen hangen van armoe bij elkaar,’ zei een jonge sergeant bij de landmacht.
‘Ik lig hier al voor de derde keer in het hospitaal Drie keer ben ik op dezelfde brug in brand geschoten met mijn brencarrier.. Ik mag van geluk spreken dat ik er nog teeds levend vanaf gekomen ben. En dat komt dan nog doordat die ploppers kennelijk niet kunnen schieten. Maar wij hebben geen munitie genoeg om die ploppers achterna te gaan. Met een handje vol patronen worden wij op patrouille gestuurd. Het is godgeklaagd.’
‘Ze mogen mij wel naar Holland sturen en zo snel mogelijk. Ik voel er niet voor nu nog te sneuvelen voor deze aflopende zaak. Wij zijn het verliezende paard,’ zei een soldaat.
Inderdaad was het bekend dat de landmacht onder de meest slechte omstandigheden hun werk moesten doen. Zij hadden slecht materiaal en wapens maar werden wel overal op af gestuurd.
‘Ja, jongens het is een klotezooi. Als wij het kleine beetje informatie dat wij krijgen uit Nederland moeten geloven dan is alles voor niets geweest. De hele wereld is tegen ons en de regering in Nederland en Batavia gaan maar door iedereen tegen zich in het harnas te jagen. En maar aan ons zeggen dat wij hier orde en rust moeten brenge. We worden met open ogen belazerd,’ zei een andere soldaat.
Hardeman kon zich goed voorstellen dat deze dienstplichtige soldaten er zo over dachten. Zij waren gestuurd en liepen de kans nooit meer terug te komen in Nederland Omdat ze slecht bewapend waren. Ook bij de mariniers waren vele dienstplichtigen die naar huis wilden. Ook zij voelden er niets voor om te sneuvelen voor de slechte politiek. Zij voelden zich ook belazerd. Ze hadden nog geluk dat er veel goede spullen waren over gehouden van de mariniers brigade. Maar dat werd ook steeds minder. Hardeman was beroepsmarinier en kon er beter niet teveel over zeggen want dat was schadelijk voor je marinierscarrière. Maar hij had wel zijn twijfels!

Er waren veertien dagen voorbij in het hospitaal voor Hardeman en voor Dijkstra een week.
Ze konden goed opschieten met de jongens van de landmacht. Er werd heel wat afgelachen en er werd flink onder elkaar gepest. Hardeman had na het bezoek van Jan Joling nog een paar maten op bezoek gehad.. Van zijn compagniescommandant had hij niets meer gehoord of gezien. Dat had hij ook niet verwacht. Zijn vrienden hadden hem destijds al gewaarschuwd dat hij moest oppassen voor deze CC. Dat incident met dat Samoeraizwaard had hem geen goed gedaan. Maar dat was het niet alleen natuurlijk. Deze CC stond bekend als een hond van een vent. Voor niemand had hij een goed woord. Hardeman dacht er wel over na omdat hij deze man in zijn verder marinierscarrière deze officier zou tegenkomen.
Van daag werd het verband van zijn hand gehaald. Hij was benieuwd hoe de hand er zou uitzien.
‘Goedemorgen mannen,’ zei de dokter toen hij met zijn ziekenverplegers de zaal binnen kwam lopen..
‘Zo, sergeant, we zullen eens kijken hoe mooi je hand is geworden. Haal het verband er maar af, verpleger,’ zei de dokter.
‘Jouw verband halen we er ook af, marinier. Je vingers zijn ook wel genezen..
Intussen kwam de hand van Hardeman tevoorschijn. Het was een slanke hand geworden. Een slanke vrouwenhand.
‘Nou, wat zeg je ervan, sergeant,’ vroeg de dokter trots, ‘’ Het is nog mooier als dat ik  gedacht had.. Ik moest er veel aan knippen. Het ziet er keurig uit. Tevreden sergeant? ‘’ vroeg de dokter.
‘Ja, dokter. Het ziet er keurig uit. Ik moet er wel aan wennen,’ zei Hardeman, zijn hand bekijkend in alle standen.
‘Goed zo, doe er maar een licht verband om, verpleger.’
‘Met je voet gaat het ook goed en je dijbeen groeit ook weer dicht. Alles komt weer in orde.’
De hand van Dijkstra was ook uit het verband gehaald.
‘Dokter, moet je kijken. Wat hebt u er nu van gemaakt,’ zei Dijkstra teleurgesteld., ‘ Het lijkt wel of ik twee scheef gedraaide doppen op mijn vingers heb gekregen.’’
‘Ja, jongen. Het zag er heel lelijk uit. Het viel niet mee om er nog iets van te maken,’ antwoordde de dokter, ‘De vingers waren helemaal gerafeld ik kon er echt niet meer van maken.’
Het was inderdaad een lelijk gezicht. Het was net of er twee vingertoppen dwars op zijn vingers waren gedraaid. Dijkstra lag beteuterd naar zijn hand te staren.
‘Mijn leven lang loop ik nu voor joker,’ zei Dijkstra.
‘Je gaat er best aan wennen, marinier,’ zei de dokter en hij verliet de zaal.
‘Volgens mij heeft hij een stuk in zijn reet gehad toen hij mijn vingers moest maken,’’ zei Dijkstra.
‘Moet je verdomme kijken. Hier kan je toch niet je hele leven mee blijven lopen. Dan had hij ze beter recht kunnen snijden.’ Dijkstra zat er echt mee in zijn maag.
De anderen op de zaal moesten er om lachen.
‘Ja, lachen jullie maar. Ik loop er mee voor flikker. Moet je jouw hand eens bekijken. Dat is toch een mooi handje geworden. Nee, volgens mij had de dokter een stuk in zijn reet toen hij mij moest behandelen.’
Dijkstra had nog een paar dagen moeite met zijn hand. Maar hij ging er toch aan wennen en hoorde je hem er niet meer over. Een paar dagen later ging Dijkstra terug naar Banjoe Oerip. Hardeman maakte vijf weken vol in het hospitaal. Daarna werd hij ontslagen. Hij mocht geen patrouilles lopen omdat zijn voet dat nog niet aankon. Zijn hand zag er goed uit. En de wonden in zijn dijbeen waren genezen.
Hardeman moest zich terug melden bij de compagnie.

Hardeman werd afgehaald door zijn pelotonscommandant. En de chauffeur Rinus Batenburg. Deze chauffeur was de vriend van de gesneuvelde Van Delft.
De mannen begroette elkaar vriendelijk en de luitenant was blij dat Hardeman weer terug was bij zijn peloton. De chauffeur sprak weinig. Hij was nog steeds niet over het verlies van zijn vriend heen. Hardeman zat er een beetje mee maar zei of vroeg ook maar niets. Hardeman dacht aan de verlofdagen die hij nu kreeg. En misschien kon hij wel in Soerabaja blijven bij zijn meisje Olga.
Het was een goede gewoonte dat mariniers die gewond waren geweest een verlof kregen en konden dan naar Tretes in de bergen. Daar was een marine vakantieoord. Hardeman had er wel zin in. Zolang hij nu in Indië was had hij nog nooit verlof gehad. Behalve dan de vier dagen verlof om naar Soerabaja te gaan. Daarvan waren twee reisdagen. Hij verheugde zich er helmaal op. En misschien kon hij wel bij zijn meisje het verlof doorbrengen. Van zijn meisje had hij vernomen dat zij maar ook de familie behoorlijk geschrokken waren en hadden gehoopt dat hij naar het marine Hospitaal in Soerabaja zou worden gebracht.
De truck arriveerde op het terrein van de commandopost.. Nu arriveerde Hardeman er anders als vijf weken geleden. Hij was blij weer bij zijn compagnie te zijn. Hij zou nog weinig kunnen doen maar om weer bij je eigen mensen te zijn was heel prettig.
Hardeman werd door vele mariniers hartelijk ontvangen. Ze gaven hem een hand en klopten hem op de schouder. Een adjudant  van de motorcompagnie kwam op Hardeman af en zei,
‘Fijn dat je weer terug bent, Ik heb de truck onder handen gehad waarmee je in die hinderlaag ben gereden. Het is ongelooflijk dat jullie nog levend onder de truck vandaan zijn gekomen. Het was een vergiet. Er zaten honderden gaten in de truck. Jongen, wat heb jij gesloft.’
‘Ja, wij hebben wel gelukt gehad,’ zei Hardeman, ‘Bedankt, adjudant. Ik moet mij nu eerst bij de CC melden.’
Hardeman liep naar het huis van de CC. In een kamer zat een marinier die dienst deed als schrijver commandant.
‘Ik kom net terug uit het Hospitaal. Zeg tegen de kapitein dat ik mij wil terug melden,’ zei Hardeman tegen de schrijver.
‘Ja, sergeant.’’
Even later kwam de schrijver terug en zei, ‘Komt u maar verder, sergeant.’’
Hardeman liep achter de schrijver aan. Aan zijn linkervoet droeg hij een slipper. De kapitein zat als een sfinx achter zijn. Hij was geheel gekleed in dungaree.
‘Sergeant Hardeman meldt zich terug uit het hospitaal, kapitein. Ik heb hier een papier dat ik veertien dagen vrij van dienst ben,’ zei Hardeman.
De kapitein keek Hardeman met een koude blik aan. Zijn dunnen lippen zijn op elkaar geperst. Hardeman keek naar zijn CC. Net een slang! Wat een rotvent. Hij heeft geen enkele belangstelling voor Hardeman.
‘Goed sergeant,’ zei hij dan, ‘ Je gaat direct terug naar Banjoe Oerip en meld je bij je pelotonscommandant. Je kunt direct vertrekken. Bedankt!’
De kapitein wende zijn blik naar iets anders alsof hij het erg druk had. Hardeman liet zich niet uit het veld slaan.
‘Ik heb mijn pelotonscommandant al gesproken, kapitein. Hij weet dat ik terug ben. Hij heeft mij afgehaald van het hospitaal. Ik heb toch recht op verlof, kapitein. Ik neem aan dat ik eerst veertien dagen met verlof kan.,’ sputterde Hardeman tegen.
‘Ik neem aan, sergeant, dat je mij hebt begrepen. Ik zei dat je NU terug gaat naar je peloton op Banjoe Oerip. U kunt daar niet worden gemist. Je pelotonscommandant heeft een nieuwe opdracht voor je, sergeant. Voortaan wil ik wel dat een onderofficier gekleed bij zijn commandant komt. Ik bedoel met twee schoenen. Je kunt nu gaan.’
‘Ik heb een kogel in mijn voet gehad, kapitein. Aan  de gewonde voet kan ik nog geen schoen dragen,’ zei Hardeman..
‘Je komt gekleed bij je commandant op zijn bureau.’
Hardeman keek zijn commandant aan met alle haat die in hem zat. Geen enkel belangstelling voor zijn mensen. Geen woord over de hinderlaag geen woord over de gesneuveld mariniers. De rothond.!
Hardeman keek zijn CC recht in de ogen met het risico dat hij in het rapportenboek zou staan vanwege een onmilitaire blijk naar zijn commandant.
Hardeman keerde zich om en verliet het bureau van de CC. Buiten moest hij meerdere keren adem halen. Wat een schoft. Dat was nou een mariniersofficier. Hardeman dacht aan de eerste woorden in 1946, officieren van het korps mariniers behandelde hun mariniers naar eer en geweten, rechtvaardig maar gestreng.
Als Hardeman was gesneuveld zou hij er geen probleem mee gehad hebben. Hardeman was woest!. Allereerst dat hem een verlof door de neus werd geboord. Maar ook voor de belediging die de gesneuvelde mariniers en de gewonden werd aangedaan.

Op Banjoe Oerip werd Hardeman door zijn mensen opgewacht. Ook hier werd hij hartelijk ontvangen. Iedereen was blij dat hij weer terug was bij het peloton. Vooral zijn eigen mensen. Zijn baboe vloog hem om de hals. Ze huilde weer met dikke tranen.
’s Middag kwam de luitenant het huis van Hardeman binnen.
‘Klaas, jij moet met je groep naar een ander gedeelte van het boorterrein. Er is daar een soort werkplaats gebouwd waar een  paar employees van de BPM werken. Die mensen moeten worden beschermd. Het is jouw taak daar voor te zorgen. Nu je toch voorlopig geen dienst kan doen kan jij daar mooi met je groep naar toe. Ga straks maar even kijken. Er staat een grote loods waar je je met je groep kunt installeren.. Morgenochtend ga je er naar toe. Neem alle spullen mee.’
‘Goed, luitenant.’
De luitenant sprak ook niet over verlof. Maar Hardeman wist zeker dat ook de luitenant met zware verliezen bij de CC was terug geslagen.
‘Klaas, ik ben blij dat je weer terug bent. Wat heb ik in de knijpert gezeten toen ik hoorde wat er aan de hand was,’ zei Jan Haag.
‘Ja, Jan. Voor mij is het goed afgelopen.’
‘Weet je, Klaas dat ik een poosje geleden zei dat de CC jou nog eens te pakken zou nemen,’ zei Nelis Hartong, ‘Dat heeft hij nu dus gedaan. Je niet naar Tretes laten gaan.’
‘Daar zou je best eens gelijk in kunnen hebben. Maar het is een klerestreek dat je eigen commandant dat doet. Dat verwacht je niet van een mariniersofficier,’ zei Hardeman.
‘Van een officier niet, nee,’ zei Van der Noot veelbetekenend.
‘Ik kan mij zo goed herinneren dat wij in onze opleiding in Bergen op Zoom er steeds op gewezen werden dat onze officieren zo goed waren. Zo eerlik en rechtvaardig daar moesten wij dan trots op zijn om onder deze officieren temogen dienen. Maar ik ben intussen wel teleurgesteld over onze officieren van het korps. Eén officier heeft mij bezocht in het hospitaal en dat was de bataljonscommandant, Paatje Rikkers. Voor de rest kon ik barsten. Uitgezonderd dan, luitenant Van de Berkhof,’ zei Hardeman.


De volgende morgen vertrok de groep Hardeman naar hun nieuw locatie. In de tijd dat Hardeman in het hospitaal lag was deze loods gebouwd. De mariniers hoefden er niets te doen.. Ze liepen de wacht maar dat was al helemaal geen probleem. Iedereen was altijd aanwezig. In feite was het een vervelende job. Maar de mariniers hadden er geen moeite mee.
Het peloton had een nieuw OPC gekregen. Het was een sergeant majoor. De man was voor de oorlog in dienst gekomen. Hij kwam anders over dan de Joker. Deze was naar Nederland terug..
 Het bericht kwam dat het peloton zou worden afgelost. Zij  werden afgelost door een eenheid van de landmacht. De heel compagnie werd overgeplaatst naar Lamongan. Deze plaats lag ongeveer zo’n vijftig kilometer van Soerabaja vandaan. Hardeman vond het geweldig want dat was  een stuk dichterbij Soerabaja.
Het vertrek naar Lamongan liet niet lang op zich wachten. Op een ochtend kwam de eenheid van de landmacht aanrijden.. Het overdragen van de post duurde niet lang en wij vertokken naar Lamongan.
Na ongeveer honderd kilometer kwamen wij in Lamongan aan.  Wij werden gelegerd in een aantal huizen rondom de commandopost. De groep van Hardeman werd gelegerd in een winkelstraatje. De commandopost was gelegerd in een groot huis bij het Aloon-Aloon. Hardeman vond het prima dat hij in het straatje lag. Hij moest niet dagelijks geconfronteerd te worden met zijn CC.
In de omgeving van Lamongan moest worden gepatrouilleerd. Er mocht niet worden geschoten. Alleen uit zelfverdediging. De compagnie werd verdeeld over een aantal posten. Wel werd er alle dagen gepatrouilleerd. Na een paar weken ging ons peloton naar een andere post. Hardeman liep geen patrouilles. Hij werd veel gebruikt als vervanger van een post als de man die er zat met verlof ging. Hardeman had een rustig leven. Zijn mensen gingen regelmatig op patrouille. Maar er  vrijwel geen problemen met de ploppers. In Nederland werd door de regering gesproken met de Indonesische regeringskopstukken. Het zou wel uitlopen dat de Nederlanders Indonesië zouden verlaten. Niemand had nog zin om in gevaarlijke omstandigheden terecht te komen. Het zou wel heel stom zijn als je nu nog zou sneuvelen voor een verloren zaak.
Toch waren er nog wel eens problemen met patrouille rijden. Deze patrouilles werden gereden met Halftrucks. Dat waren gepantserde voertuigen waarvan de voorwielen voorzien waren met banden en de achterassen waren voorzien met rupswielen. Op de truck stond een punt 50tiger. Er werd gereden vanaf Lamongan naar Babat en weer terug. Deze patrouilles werden altijd in de avond en nacht gereden.
Hoewel de eenheden van de mariniers ook veranderd werd was het werk nog behoorlijk pittig. Er mocht dan geschoten worden de ploppers hadden er geen moeite mee om onze eenheden te beschieten. De naam mariniersbrigade was naar de geschiedenis verbannen en we werden nu amfibische bataljons genoemd. Het maakte voor de mariniers niets uit. Zij moesten hun werk doen. De wapens waren nog steeds goed en er was voldoende munitie. Op zwaarder niveau werd het allemaal minder.
Ook gingen er veel mariniers thuisvaren. Vooral de dienstplichtigen ging terug naar Nederland. Er kwam nog wel aanvulling maar die zouden geen lange term meer maken. Ook van de jonge beroepsmariniers gingen enkele naar Nederland terug. Zij moesten  naar de korpsschool voor korporaals. Hardeman had zich daar niet voor aangemeld. Ten eerste omdat hij verkering had en ten tweede hij wilde zolang mogelijk in Indonesië blijven. Als hij in dienst bleef bij het Korps mariniers dan zou hij later wel op de korpsschool komen. En Hardeman wilde in Indonesië trouwen met zijn meisje.
Ja, het was heel duidelijk, de politieke toestand was zich helemaal aan het ombuigen naar de Indonesische kant. Nederland had de politieke slag verloren. Er was een ronde tafelconferentie aan de gang in Den Haag. Maar dat was allemaal politiek.
Hardeman kon nu ook wat regelmatiger naar Soerabaja gaan. Hij ging nog wel eens naar het marine hospitaal in Soerabaja. Dat was niet echt nodig maar dan kon hij naar zijn meisje. En dat was wel veel plezieriger.
Een paar keer in de week reed er een truck van Lamongan via Soerabaja naar Modjokerto. Daar was de staf van het bataljon geplaatst. Hardeman reed dan mee naar Soerabaja en ’s middags kwamen ze hem dan weer ophalen.
Zijn linkerhand ging opspelen en bleek nog ergens een scherf te zitten. Die moest verwijderd worden. Hij ging met de trein naar Soerabaja. In het marine hospitaal zouden ze de scherf verwijderen.
Hij moest zich melden in een depot in Soerabaja. Daar zaten allemaal mensen die gingen thuisvaren of  ander zins. Het was gelukkig dicht in de buurt van de Darmoboulevard waar zijn meisje woonde. In het depot zwaaide een adjudant van de mariniers de scepter. Het bleek een heel onsympathieke man te zijn.
Hardeman meldde zich bij hem. De adjudant was net bezig een korporaal, een marinier van voor de oorlog, die in rang was terug gezet naar korporaal. De korporaal was onderofficier geweest en moest nu als korporaal het onderofficiersverblijf verlaten. De korporaal was bezig zijn spullen bij elkaar te pakken. Maar de adjudant vond dat hij dat niet snel genoeg deed.
Hij stond de man op te jutten. De korporaal die erg stotterde was vrijwel helemaal over de
Rooie.
‘Zeg, korporaal duurt het nog lang voordat je het onderofficiersverblijf uit ben. Je weet toch dat er geen korporaals in het verblijf mogen komen.’
De korporaal was finaal over de zenuwen
‘Ja’ eh, huhuh, aaadjudant, iiik mooet mijjjn spuulllen nooogg iiippakkken..’’
De adjudant keek naar Hardeman. Hij stond kaarsrecht en keek door zijn bril arrogant naar Hardeman, ‘ moet je in het depot zijn, sergeant.’
‘Ja, adjudant, mijn naam is Hardeman. Ik moet een paar weken hier blijven. Ik ben onder behandeling van een dokter in het marine hospitaal. Het kan nog wel even duren voordat ik daar klaar ben.’
‘Zo sergeant, ben jij Hardeman,’’ k hij keek vernietigend naar Hardeman, ‘Ik wil je eerst zeggen dat ik geen medelijden met je hebt en het volgende is dat je vanavond op de wachtlijst. Je kunt een bed nemen in het onderofficiersverblijf .’ Hij draaide zich om en wilde weg lopen.
‘Adjudant,’ zei Hardeman. Deze draaide zich stijf om en keek Hardeman aan of deze een besmettelijke ziekte had.
‘Ik wil u nog zeggen dat ik vanavond geen wacht loop en het volgende is u hoeft met mij geen medelijden te hebben.’
De adjudant keek minachtend naar dat jonge sergeantje en liep weg zonder iets te zeggen.
Hardeman zette zijn spullen bij zijn bed en ging direct naar de ziekenboek. Hij moest zich eerst melden bij de dokter. De dokter heette Olieslager. Hardeman had de dokter nog nooit gezien.
‘Pa, wil jij mij melden bij de dokter. Ik ben sergeant Hardeman. Ik kom nu van Lamongan en moet mij melden bij dokter Olieslager,’ zei Hardeman.
De ziekenverpleger zei, ‘ Een ogenblik, sergeant.’
Op het terras zat een aantal mariniers die allemaal bij de dokter moesten zijn.
De ziekenverpleger kwam terug en zei , ‘U kunt direct naar binnen sergeant.’
Toen hij in de spreekkamer kwam stond de dokter rechtop in de kamer hij begroette Hardeman alsof hij al jaren bevriend met hem as. Hij stak zijn hand uit en zei,’ sergeant Hardeman, ik heb het hele verhaal van u gehoord. Jonge, jonge, wat een verhaal.’
Hardeman keek maar een beetje naar de dokter niet wetend wat te zeggen. Het was allemaal doorgedrongen naar Soerabaja.
‘Ja, dokter ik ben hier voor mijn hand. Die speelt een beetje op.’
De dokter keek naar de hand en zei,’ ja, daar zit nog iets. Morgen wordt je verwacht in het marine hospitaal. Daar wordt je verder behandeld.’
‘Oké, dokter dan komt het allemaal wel in orde.’
Na het gesprek wil de dokter Hardeman een hand geven maar vroeg eerst og Hardeman nog iets op zijn hart had. Nou dat Hardeman wel.
‘Ja, dokter. De chef der equipage zei mij dat hij geen medelijden met mij had en dat ik vanavond op de wachtlijst zou staan. Nou vind ik niet zo belangrijk of de adjudant wel of geen medelijden met mij heeft maar ik heb genoeg wacht gelopen en ik voorlopig wel een poosje rust mag hebben en bij mijn meisje kan zijn.’
Hardeman was eigenlijk nog niet uitgepraat want hij wel kotsmisselijk van een aantal officieren en onderofficieren van het korps. Maar de dokter was al op weg naar de ziekenverpleger en zie, ‘Schrijf een briefje uit voor de sergeant, ‘vrij van dienst met passagieren,’ en dat hij over vier welken zich bij mij moet melden.’
‘Sergeant, veel plezier in Soerabaja,’ zei de dokter tegen en stak zijn hand uit naar Hardeman.
‘Bedankt dokter.’
Hardeman ging direct terug naar het depot waar hij zich bij de adjudant meldde.
‘Adjudant, ik heb een briefje van de dokter, ‘ vrij van dienst met passagieren,’ Ik ga mij nu mandi en dan ga ik de wal op.’
‘Zo. Sergeant, ben je gauw gaan klagen bij de dokte,.’ antwoordde de adjudant sarcastisch. Wat een man hé.
Deze adjudant had nog nooit een schot horen vallen zolang hij in Indonesië was. Het enige wat de man had gedaan ondergeschikte het leven zuur maken. Zowel onderofficieren als manschappen.
‘Ja adjudant, ik ben inderdaad naar de dokter geweest maar niet om te klagen. Ik had u eerder gezegd dat ik mij moet melden in het hospitaal. U zult mij niet vaak zien.’
‘Er zijn veel waardeloze onderofficieren tegenwoordig,’ ging de adjudant verder met zijn hatelijkheden.
‘Daar hebt u gelijk, adjudant. Ik heb er veel ontmoet,’’ zei Hardeman. De adjudant moest er het zijne maar van denken.

Nadat Hardeman in het marine hospitaal was behandeld moest hij nog een paar keer terug komen voor controle. De hand genas nu goed. Elke ochtend ging hij naar zijn meisje en hij had het goed naar zijn zin. Hij had een fantastische maand in Soerabaja Hij kreeg geen ziekenverlof van zijn CC. Nu kreeg hij verlof van de dokter. In deze maand was hij ook bij een onderscheidingscommissie geweest. Twee mariniers officieren, Lamers en Bedet, ondervroegen hem over het gebeurde. Ook de wapenfeiten van het opruimen van een hinderlaag en het vernietigen van twee vijandelijke gevechtsgroepen kwamen aan de beurt.
Het werd een flink dossier van Hardeman en diverse getuigen. Later moets hij nog eens bij een onderscheidingscommissie komen en hij werd nog verder uitgemolken. Kolonel de Bruijn vond dat nodig.
Dan was de maand voorbij en moest hij zich terug melden bij de compagnie in Lamongan. Het afscheid van zijn meisje was niet leuk maar het was niet anders. Zijn vriend Theo had hij ook ontmoet in Soerabaja. Hij was overgeplaatst naar Soerabaja. Hij wilde niet meer terug naar de buitenposten.
In Lamongan was veel veranderd toen hij er terugkwam. Zijn peloton was overgeplaatst naar Montongsekar. Er waren veel mariniers thuisgevaren en er waren nieuwe gezichten.
Hij kon nu weer dienst doen en moest weer deelnemen aan het patrouilleren. In de omgeving was de bevolking vriendelijk en het was er rustig. In deze periode was een marinierspatrouille in een hinderlaag gelopen en op vreselijke manier afgeslacht en een paar waren gevangen genomen. Er was een jonge officier bij geweest. Ook hij was vermoord. Hardeman had van deze officier geen hoge pet op gehad. De gevangen genomen mariniers kwamen door middel van de commissie van goede dienst weer vrij. Er werd over deze patrouille weinig of niets bekend gemaakt. Iedereen wist dat de officier fout was geweest. De mariniers die uit gevangenschap terug keerden kregen een spreekverbod. De wereld had geen boodschap aan deze moord op de mariniers.

Doordat kleding, schoeisel en uitrusting zeer veel te lijden had gehad en ook verloren was gegaan tijdens de landing in Glondong en daarna bij de zuiveringsacties en allerlei ander patrouilles kwam er een truck met vervanging van genoemde spullen. Een ieder die waar kon maken dat zijn spullen door acties of iets dergelijks waren verloren gegaan kon aanvulling krijgen. Op Montongsekar kwam ook de truck. Een Majoor, de BN4, was er bij aanwezig. Deze man besliste of je in aanmerking kwam voor vervanging. Hardeman ging naar de officier en verteld hem van het gebeurde. Hardeman was een broek en een schoen verspeeld. In het hospitaal was de schoen en de broek verbrand. Het bleek niet mogelijk de Majoor aan het verstand te brengen dat je bij een verwonding wel eens spullen kon kwijtraken.
‘Ja maar, sergeant, iedereen kan wel vertellen dat hij een schoen is kwijtgeraakt,’ zei de Majoor alsof hij alles zelf moest betalen.
‘Dat is zo, Majoor. Maar niet iedereen is in zijn voet geschoten op het moment dat hij een schoen aanhad. En ik wel! Nu gaat het er op lijken dat u mij kwalijk gaat nemen dat ik niet eerst mijn heb uitgetrokken toen ze op mij schoten,’ zei Hardeman hatelijk.
‘Sergeant, u kunt een dungareebroek krijgen maar geen schoenen,’ besloot Napoleon.
Hardeman kreeg zijn broek. Je werd toch kotsmisselijk van dit soort officieren. Hardeman sprak er maar niet meer over. Het was ongelooflijk dat er bij het korps mariniers zulke schofterige officieren waren. Het betekende wel hoe lager de rang hoe groter de nul. Hardeman dacht aan een oude marineman, die had ooit eens gezegd. ‘Japanse- en Nederlandse marineofficieren werd geleerd dat zij godheden waren en dat daar ook naar geleefd moet worden.
Hardeman had dat allemaal overdreven geworden zeker voor de Nederlandse marineofficier. Maar er waren verschrikkelijke hufters bij.

Er gingen maanden voorbij. Veel acties was er niet meer. We mochten niets meer doen. Alleen patrouilleren. Vooral mocht er niet meer geschoten worden. Als wij tijdens onze patrouilles TNI soldaten tegenkwamen en zij liepen in ons gebied dan moesten wij hen er op attenderen om te vertrekken. Meestal deden ze dat niet en dan gingen wij ook weer weg. De TNI hield zich niet aan de spelregels.  Het was allemaal voor niets geweest. Er waren duizenden Nederlandse militairen gesneuveld, en voor niets. Vele duizenden gewonden die hun hele leven met hun geestelijke en lichamelijke verwondingen zouden moeten leven.
Hardeman dacht aan de tijd van compagnie ‘L’. Die compagnie had het heel zwaar gehad. Later werd de naam gewijzigd in ‘W’
Hij had diverse compagniescommandanten gehad. Hij was er van broekie tot tijdelijk sergeant geworden.. Hoe dan ook. Hij had een fantastische tijd gehad. Gevaarlijk maar hij had het nooit willen missen. En hij was van het land gaan houden. De huidige CC, die toch al een hele tijd bij de compagnie was was niet gezien. Hij had niet veel voor zijn compagnie betekend. In Lamongan was hij bijna de klos want hij zat met de Wedana in een jeep en deze reed op een mijn. Hardeman meende dat de Wedana dood was maar de CC overleefde het.

 Onze compagnie werd toch nog overgeplaatst naar Toeban, aan de noordkust van Java, De veranderingen volgen zich regelmatig op. Het peloton waar Hardeman bij hoorde kreeg een nieuwe pelotonscommandant. Het was een Indische jongen. Luitenant Van de Berkhof was thuisgevaren. Ook kregen we weer een nieuwe OPC. Het was een sergeant-majoor die Hardeman goed kende. Deze majoor was tijdens de opleiding van Hardeman in Doorn, marinier eerste klas. Destijds kon hij goed opschieten met de majoor.
De compagniespost lag nu in Toeban. Het 2de peloton ging weer terug naar Lamongan. Wij lagen nu in de voormalige commandopost. Ook nu weer werd er gepatrouilleerd. We mochten niet in conflict komen met de TNI. Wij mochten niet verder dan een straal van vijf kilometer. De TNI mocht niet binnen deze straal komen. Maar de TNI hield zich niet hieraan. Regelmatig ontmoette wij kleine TNI eenheden die in ons gebied liepen. Wij zeiden hen altijd dat dat niet de bedoeling was en dan lieten zij een soort schriftelijke opdracht zien waarin hun taak vermeld stond. Wij deden er hen verder niets.;
Men sprak er over dat voor het einde van het jaar de overgave aan de republiek Indonesië zou zijn voltooid.
Hardeman trok er vaak ’s nachts met zijn pelotonscommandant op uit. Zij hadden beiden een fiets en gingen een fietstocht maken door de kampongs in de omgeving. De luitenant sprak hun taal zowel Indonesisch als Javaan. Ze droegen alleen een pistool als wapen. Hardeman had veel vertrouwen in de luitenant. In deze nachten gebeurde er nooit iets. Vaak gebeurde het dat zij in een kampong kwamen waar de wachtposten lagen te slapen dan schopte de luitenant ze wakker. Hij schold ze stijf. Hardeman dacht dat ze de luitenant kende maar hij kon niet zeggen waarom. De luitenant ging ook vaak met een truck naar Soerabaja. Hardeman kon dan mee en naar zijn meisje gaan. Er ging meestal nog een sergeant mee, deze was van de VDMB, hij ging altijd naar familie. Voor Hardeman was dit een prettige tijd. Hardeman kon goed met de luitenant overweg. Toch gingen er allemaal geruchten over de luitenant. Deze geruchten waren niet vleiend voor de luitenant. Vele mariniers vertrouwde hem niet. Maar toen de marinierspatrouille in juli in een hinderlaag was gelopen en er een aantal marinier waren vermoord en een aantal waren gevangen genomen toen heeft deze luitenant keihard opgetreden tegen de kampong. De luitenant had toen de leiding van de zoekactie naar de gevangen genomen mariniers. Hardeman kon alleen maar zeggen dat het een goed officier was en een fijne vent. En, Hardeman heeft geleerd lekker te eten in de kampong. Verder had deze luitenant nooit mariniers in de problemen gebracht door ondoordacht optreden tegen de vijand.

‘Sergeant Hardeman, melden bij de pelotonscommandant,’ zei een marinier. Hardeman zat in een huis waar zijn groep gelegerd was. Hijzelf woonde in het grote huis, waar vroeger de commandopost was gelegerd. Hardeman ging naar zijn PC.
‘U, hebt naar mij gevraagd, luitenant,’ zei Hardeman.
‘Ja Klaas, neem je groep mee en ga in de richting van de kampong Tikung. Binnen de vijf kilometer schijnt een groep TNI te zitten. Ga daar naar toe en vraag aan de commandant van de TNI wat ze daar aan het doen zijn en vertel hen dat zij zich in ons gebied bevinden.. Denk eraan geen schietpartij! Als ze niet weg willen gaan dan laat je ze gewoon zitten. Begrepen!.’
‘Ik heb het begrepen, luitenant. Ik ga over een kwartier weg,’ antwoordde Hardeman.
Hardeman ging zich aankleden om op patrouille te gaan. Daarna ging hij naar zijn groep en vertelde wat de bedoeling was. Een van zijn nieuwe korporaals was een Indische jongen en sprak de landstaal. Een kwartier later was iedereen klaar en vertrok de patrouille. Ze hoefden niet zover te lopen want de TNI zat binnen de straal van vijf kilometer. En de afstand naar de kampong was drie kilometer.. Het was erg warm en ze waren nat van transpiratie. Ze kwamen bij de kampong aan waar de TNI zou zitten. In de kampong was de bevolking gewoon aan het werk. Kennelijk was de bevolking helemaal op de hoogte wat er aan de hand was.
‘Leo, ga jij met de ploeg hier liggen. Mocht her verkeerd gaan dan hebben we jou achter de hand. Hou de zaal hier maar in de gaten. Ik ga op zoek naar de ploppers. Denk eraan, niet schieten. Ik denk niet dat gevaar lopen. En schieten alleen als je in nood zit.,’ zei Hardeman.
‘Oké Klaas,’
‘Henk,’ zei Hardeman tegen de korporaal die de taal sprak, ‘ Als we bij die ploppers zijn dan moet jij vertalen.’
‘Dat is goed.’
De ploeg van Van der Noot lag op zijn plek en Hardeman ging met zijn mensen de kampong binnen om de ploppers te zoeken.. Hun wapens hadden ze in de hand. Bij een groot stenen huis zaten veel mensen buiten. Hardeman liep er op toe en zag dat er in het huis gewapende en in militair uniform mannen zaten.
‘Hier zitten ze,’ zei Hardeman, ‘ Ik ga met Henk naar binnen. Jullie blijven buiten en houd de zaak in de gaten. Niet schieten! Als dat nodig is krijgen jullie van mij opdracht, en als ik de opdracht niet kan geven dan schiet je iedereen neer.’
‘Kom op, Henk.’
Samen gingen zij het huis binnen en bleven vlak bij de deur staan, zodat niemand achter henn kon gaan staan. Ze moesten even wennen aan het weinige licht in het huis.
‘Goede morgen,’ zei  Hardeman in het Maleis, ‘ Wie is uw commandant?’
‘Goede morgen,’ zei een jonge TNI’er, ‘ Ik ben de commandant van deze groep.’
Hardeman keek naar de jongeman en zag dat het een onderofficier was.
‘Ik moet u op de hoogte stellen dat u in ons gebied bent. En u moet weten dat dat niet mag,’ zei Hardeman. Henk vertaalde het in het Maleis.
‘Ik heb een schriftelijk bevel van mijn commandant dat ik hier moet blijven,’ zei de TNI sergeant. Hij maakte een zak van zijn uniformjas los en haalde er een stuk papier uit. Hij vouwde het open en gaf het aan Hardeman.
‘Lees jij het, Henk,’
Henk moest het eerst even lezen en zei toen, ‘ Er staat in dat deze sergeant met zijn groep naar deze kampong moet gaan en dat hij hier moet blijven totdat hij van zijn commandant de opdracht krijgt de kampong te verlaten. De opdracht is ondertekend door een Majoor van de TNI. Er staan ook stempels op. Hier bekijk het maar.’
Hardeman nam het papier en keek naar de handtekening en de stempels. Het was duidelijk genoeg. Deze sergeant voerde een opdracht uit.
 ‘Ik zal melden aan mijn commandant dat u een schriftelijk bevel hebt van uw commandant,’ zei Hardeman. Hij keek in het rond en zag acht of negen TNI’ers zitten. Ze deden nogal zenuwachtig. Ze staarden allemaal naar Hardeman en Henk. De mariniers waren volle oorlogsuitrusting bij de ploppers. De TNI sergeant had een soort uniform aan de anderen uniform broeken en een overhemd. Niemand was hetzelfde gekleed. Ze hadden wel allemaal een geweer. De sergeant had ook nog een pistool.
‘Henk, bedankt de sergeant. Zeg hem dat wij terug gaan naar Lamongan.’
Henk herhaalde wat Hardeman had gezegd en de sergeant knikte met een smalle glimlach op de mond. De marinier groette hen en liepen het huis uit.
‘Kom, we gaan terug naar Lamongan,’ zei Hardeman.
Er was veel bevolking bij het huis. Iedereen was vriendelijk voor de mariniers. Hardeman liep terug naar de plaats waar Leo van der Noot lag.
‘Kom, Noot, we gaan terug.’
‘Hoe was het daar?’ vroeg Van der Noot.
‘Er zat een TNI sergeant en hij had een schriftelijke opdracht om daar te blijven. Dus gaat hij niet weg,’ zei Hardeman.
‘Dat hadden we vroeger anders opgelost,’ lachte Van der Noot.
‘Ja, maar we hadden vroeger nooit zulk contact gehad met de TNI zoals nu. Voordien was het schietend als we contact hadden met de TNI. Er is dus wel wat veranderd,’ antwoordde Hardeman.
‘Ja, er zeker veel verander. Het is afgelopen met ons Indië,’ zei Van de Noot.
‘Kom, we gaan rapport uitbrengen aan de luitenant,’ zei Hardeman, hij dacht aan de woorden van Van der Noot.
Ja, het is afgelopen. Hardeman die zo graag in dit land had willen blijven zou te zijner tijd terug keren naar Nederland. Het was voor hem wel een heel grote teleurstelling.
Bij thuiskomst ging Hardeman rapport uitbrengen aan de luitenant.
‘We zijn weer terug, luitenant. Er zit een groep TNI van een man of acht tot negen. Het commando had een sergeant van de TNI. Hij had een schriftelijke opdracht om in die kampong te blijven tot dat hij bevel kreeg de kampong te verlaten. De opdracht zag er betrouwbaar uit, was ondertekend door een officier, een Majoor der TNI. En er stonden stempels op het papier. Het zag er allemaal officieel uit.’
‘Dan zal hij daar wel blijven zitten. Goed, bedankt Klaas,’ antwoordde de luitenant. Hij zat op een gemakkelijke stoel met zijn hand krulletjes te draaien in zijn haar.
Hardeman ging terug naar zijn kamer. Hij ging mandi en een poosje plat..

Het was dan zover. Op de Ronde Tafelconferentie in Den Haag was besloten dat er een verenigde staten van Indonesië kwam. Nederland moest de soevereiniteit van aan de VSI overdragen. De overdracht zou geschieden op 27 december 1949. Voordien moesten alle Nederlandse militairen posten worden overgedragen aan eenheden van de TNI.. Hardeman was bij diverse overdrachten aanwezig. De Nederlandse vlag strijken en de Indonesische vlag hijsen. Hardeman voelde dan de rillingen over zijn lichaam lopen. De zo gehate Rood Witte vlag verving de Rood Wit Blauwe vlag. De trotse gezichten van de TNI’ers en de verslagen gezichten van de mariniers..
Hardeman was ook aanwezig bij de overdracht van de post Montongsekar. Deze post en de omgeving kende hij erg goed. Hij ging vaak koffie drinken bij de kepala kampong. Een aardige man. Er was altijd een goed contact geweest met deze man. Hij kwam bij ons over als een kamponghoofd die Nederlands gezind was. De post Montongsekar moest worden overgedragen aan de hoogst aanwezige TNI officier. Hij zou zich melden bij de Nederlandse postcommandant.. De TNI officier was precies op tijd. Hij kwam uit de kampong lopen naar de marinierspost.
De TNI officier had een keurig nieuw kaki uniform aan met een veldmuts op het hoofd. Hij was voor ons onbekend. Totdat hij dichterbij kwam. Het bleek het kamponghoofd te zijn. Hij kwam breed lachend op de postcommandant  aflopen. Deze keek ook heel versteld. Deze man had ons heel lang bij de neus genomen. De mariniers stonden paf! In goed Nederlands zei hij, ‘Heren, de oorlog is voorbij. Laten wij vrienden zijn.’
Na de ceremonie van de vlaggen verlieten de mariniers de post Montongsekar zo snel mogelijk  De mariniers werden uitgeleide gedaan door de kampongbevolking. Aan beide zijde van de weg stonden de mensen ons toe te zwaaien met Rood Witte vlaggetjes.

Hardeman en zijn mensen lagen nog in Lamongan.. De buitenposten waren allemaal overgedragen aan de TNI. De grote steden zouden op 23 december worden overgedragen. Hardeman ging eerst nog naar Soerabaja om te trouwen.. Zij compagniescommandant had toestemming gegeven om op 15 december te trouwen. Hij moest wel de 16de december weer terug zijn op zijn post Lamongan. Erg vriendelijk van zijn commandant.
Hardeman had gevraagd of hij in Soerabaja mocht blijven totdat de mariniers in Soerabaja waren teruggekeerd na de overdracht. Maar dat werd afgewezen. Zijn compagniescommandant bleef hem pesten.
Hardeman trouw en keerde de volgende dag weer terug in Lamongan. Zijn pelotonscommandant zat er wel mee en probeerde excuses te maken aan Hardeman. Maar Hardeman ging er niet op in.

Op 23 december werd Lamongan overgedragen aan de TNI en de mariniers verlieten de stad. Het hele amfibisch bataljon moest zich verzamelen in een klein dorpje nabij Soerabaja. Vandaar uit de colonne naar Soerabaja rijden. In het dorpje hingen overal de Rood Witte vlaggen uit. Er waren veel mensen op de been en keken hun ogen uit naar de trucks met de mariniers. Het was erg druk in het dorp. Er stond een grote colonne trucks en veel mariniers in volle uitrusting.. Veel trucks kwamen uit Soerabaja. De schone trucks moesten onder stof worden gegooid. Het moest vooral lijken dat wij van ver kwamen. De mariniers namen plaats op de trucks, keurig naast elkaar gezeten.
In Soerabaja werden de mariniers door de Nederlandse- en Indische bevolking met gejuich binnengehaald. De marinier staarden star voor zich uit. De colonne reed door naar de Marine- kazerne Oedjoeng en de Kruiserkade.
In beide kazernes zouden de marine- en marinierseenheden gelegerd worden totdat de tijd zou aanbreken dat de Nederlandse krijgsmacht Indonesië voorgoed zou verlaten.
Op 27 december 1049 werd officieel de soevereiniteit van  Nederlands-Indië overgedragen aan de verenigde Staten van Indonesië.
De stad Soerabaja stroomde vol met TNI’ers.
EPILOOG

Voor Hardeman zou het nog een jaar duren voordat hij en zijn vrouw naar Nederland kon terugkeren. De tijdelijke rangen werden herzien en Hardeman werd tijdelijk korporaal. Voor hem maakte het weinig uit. Hij wist dat dat eens zou gaan gebeuren. Daarbij woonde hij niet in de kazerne maar bij zijn vrouw op de Darmoboulevard later verhuisden zij naar de Kamparstraat.
Voor Hardeman was de tijd dat hij in Indië was geweest een geweldige tijd geweest. Geen minuut spijt had hij gehad. Het was een harde tijd geweest. Hij had beide politionele acties meegemaakt en vele zuiveringspatrouilles gelopen. Een aantal van zijn vrienden waren gesneuveld. En compagnie ‘L’ waar hij was begonnen met de eerste contingent beroepsmariniers van na de oorlog had het niet makkelijk gehad. Later toen het compagnie ‘W’ werd hadden de mariniers reeds veel ervaring opgedaan.
Hij was op jonge leeftijd, zeker bij de mariniers, tijdelijk sergeant geworden. In die periode had hij veel patrouilles gelopen waar hij zelf patrouillecommandant was geweest. Ook in die periode had hij zware gevechten moeten leveren met de ploppers. Hij had hierbij altijd kunnen rekenen op zijn mensen.  Het waren fijne mensen geweest.
In die tijd had hij gemerkt dat discipline, plichtbetrachting, verantwoordelijkheidsgevoel en kameraadschap van grote waarden waren geweest.
Het was jammer geweest dat vele oudere mariniers die voor de oorlog in dienst waren gekomen niet veel op hadden gehad met de jonge tijdelijk onderofficieren. Bij die mariniers die een tijdelijke rang hadden gehad waren zeer velen heel dapper geweest. Ook de ongegradueerde mariniers waren zeer dapper. Onder hen waren een aantal dapperheidonderscheidingen verleend.
Hardeman had nooit begrepen waarom zijn compagniescommandant hem op deze manier had behandeld. Hardeman was wel teleurgesteld over een aantal beroepsofficieren. Misschien had hij de verkeerde officieren ontmoet.


Na 3 jaar en 9 maanden keerde Hardeman terug in Nederland. In januari 1951 was hij geplaatst op de korpsschool voor Korporaals.

 

Copyright © A.E.O. Hartsuiker - All Rights Reserved

Creatie datum: 23/06/2017 23:22
Categorie: - Hartsuiker, Cees
Pagina gelezen 12765 keren


Reacties op dit artikel

Reactie #2 

Door: Marcel op 23/06/2017 23:27

Ingezonden op 27/03/2014 @ 22:05

Mijn vader was daar met de MarBrig van 1947 tot 1949. Heb zijn foto's gezien maar veel heeft hij nooit verteld. Hij kwam met de boot teruig en kreeg een trein kaartje voor thuis. Nu staat er een groep hulpverleners etc klaar voor onze jongens. Pap ik heb het nooit begrepen als kleine jongen, nu ben je er niet meer en dat doet zo'n zeer. Ben trots op je. Hou van je


Reactie #1 

Door: Ton_Kompier op 23/06/2017 23:25

Ingezonden op 1/05/2008 @ 14:13

Eigenlijk kan ik nog geen kommentaar leveren, maar wel mijn komplimenten over brengen aan de schrijvers van dit schitterend boekwerk.

Mijn interesse ligt bij Ned Indië omdat mijn oudste broer in Oost Java was in 1947 - 1950.Dit weet ik pas sinds 2 maanden door zoeken en nog een zoeken op internet. En door een verhaal van een oud Indieganger kwam ik tot de oplossing. Daarom mijn grote bewondering voor al deze kerels, want dat waren het zover van huis. Ik zal dit boekwerk, waarvan ieder hoofdstuk al een mooi verhaal is aandachtig lezen.

Mijn dank en een Cordiale groet, Ton


Nieuws van den dag uit het voormalig Nederlandsch-Indië