INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
19749668 Bezoekers
54 Bezoekers online
Op de derde patrouilledag vertrokken wij onder grote belangstelling van de kampongbevolking. De mensen waren erg nieuwsgierig. Er werd niets gezegd door de bevolking en de mariniers hadden ook geen behoefte een gesprek aan te gaan. Kleine kinderen keken de mariniers met grote ogen aan. Het zal een vreemd gezicht geweest zijn voor die kinderen om tegen de ongeschoren koppen van de mariniers aan te kijken. Het was een koele verstandhouding. Geen lachende gezichten en geen duimen omhoog.
‘Voorwaarts,’ riep de luitenant.
Jaap Meertens met zijn groep liep voorop, daarachter de groep mitrailleurs en de mortieren, daarna de groep van Hardeman. De luitenant liep ergens in het midden en de ziekenverpleger liep achter de luitenant. De VDMB man liep ook ergens in de patrouille. Toen wij de kampong verlieten zagen wij in de verte weer de meelopers. Het waren in het algemeen jongen kerels. Maar wapens waren er niet te zien.
‘Er is weer belangstelling genoeg, luitenant,’ zei Jan Haag.
‘Ja, als het dezelfde kerels zijn dan moeten ze nog een heel eind met ons meelopen,’ antwoordde de luitenant.
‘Ik denk dat er genoeg kerels zijn om hen af te lossen. Volgens mij barst het hiervan de TNI. En als dat zo is dan snap ik niet dat ze ons niet aanvallen,’ zei Hardeman.
‘Wie weet wat er nog komt,’ zei de luitenant. Hij maakte er zich niet druk over. Ook Hardeman kon zich er niet druk over maken. Ze hadden zoveel vuurkracht bij zich dat konden de ploppers nooit opbrengen.
De patrouille passeerde weer diverse kampongs en sawa’s waar zingende mensen aan het werk waren. Zi brachten hun mensen wel op de hoogte en de mariniers trokken er zich niets van aan. Zolang ze niet beschoten werden deden de mariniers niets.
In de verte werd een grote kampong zichtbaar. Er stonden grote stenen huizen. Een kampong van gewicht? Het leek een klein stadje. De patrouille rekte zich uit. De wapens werden in de hand genomen. De mariniers waren schietklaar. De Barschutters droegen hun wapen in horizontale houding.
De grote kampong kwam steeds dichterbij. Het leek een heel mooie kampong. De sawa’s dichtbij de kampong waren leeg. Dat viel wel op. De mariniers waren op hun qui vive.
‘De kampong lijkt leeg, luitenant,’ zei Hardeman
‘Ja, de kampongbevolking heeft de informatie vanuit de sawa’s begrepen en zitten nu in hun huizen,’ antwoordde de luitenant. Hij had zijn pistool in de hand.
‘Klaas, laat iedereen zijn wapen in de hand dragen.’
‘Iedereen is er klaar voor, luitenant,’ zei Hardeman.
Hardeman kreeg de kriebels in zijn maag. Er ging iets gebeuren. De patrouille was ongeveer tweehonderd meter verwijderd van de kampong. Geen mens te zien. Voorzichtig ging de patrouille verder. De dragers merkten ook dat er iets aan de hand was. Zij waren nogal praterig onder elkaar.
‘Laat de dragers achteraan lopen en houd ze wel in de gaten zodat ze niet aan hun stutten trekken,’ riep de luitenant naar achteren. Achter de dragers liepen een paar mortiristen. Jaap Meertens met zijn mensen liep helemaal vooraan.
Rrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrt
Een mitrailleur nam ons onder vuur. Ongeveer nog 150 meter van de patrouille vandaan. Het was een zware mitrailleur. Waarschijnlijk een Japanse Nambumitrailleur. De kogels vlogen de mariniers om de oren. Maar niemand werd geraakt. Ook hier weer een dommem streek van de ploppers. Waarom niet even gewachte totdat de patrouille dichterbij was. Voor de kwam het beter uit. Zij wisten nu dat er een zware mitrailleur stond. Een BARschutter van Meertens schiet zijn wapen leeg in de richting van de zware mitrailleur. De vijandelijk mitrailleur bleef schieten. De mariniers lagen plat tegen de grond. Van beide zijde werd er nu flink geschoten. Maar we kunnen hier niet blijven liggen. Onze mitrailleur was nog niet in stelling gebracht.
‘Sprongsgewijs voorwaarts,’ riep de luitenant.
‘Klaas, jij het eerst met je groep. Meertens blijf jij schieten..’
Hardeman stak zijn hand op. Hij keek naar achteren en riep tegen Jan Haag, ‘ Jan kom met je ploeg.’
Jan Haag riep tegen zijn mensen, ‘kom op,’ en hij sprong op gevolgd door zijn mensen en rende een twintig meter verder door en viel daar plat op de grond. Onmiddellijk kwam er een andere ploeg aan rennen en rende Jan Haag voorbij. Er was een oorverdovend lawaai wat de mariniers produceerden. Zo renden de ene ploeg na de ander voorwaarts. Alle mariniers renden in gebukte houding naar voren. Ook de dragers moesten mee. Ze voelden er in eerste instantie niet veel voor maar werden gedreven door de mortieristen. Het was voor hen moeilijk met die zware last zich voorwaarts te bewegen.
De mariniers bleven steeds voorwaarts rennen. Er was nu een tweede vijandelijke mitrailleur hoorbaar. De luitenant nam geen risico en riep,’ mitrailleur naar voren.’
Vier mitraillisten springen op en rennen naar voor onder dekking van de infanteristen. Helemaal vooraan vielen zij neer en de helper sloeg de driepoot in de grond. De schutter zette zijn wapen op de driepoot een band munitie erin, de munitiedragers was er al. Deze mensen waren zo op elkaar ingesteld dat er niets hoefden te worden gezegd. Het ging allemaal als vanzelf. Enkele momenten later schoot onze mitrailleur in de richting van de kampong. Met korte stoten schoot de schutter, achter elkaar door. Wat een vuurkracht!. De vijandelijke mitrailleur die vanuit een stenen huis op de mariniers schoot moest van plaats verwisselen. Onze schutter had hem verjaagd.
‘Voorwaarts,’ schreeuwde de luitenant.
Weer rennen de mariniers elkaar voorbij, elkaar steeds dekkend. Niemand zei iets, de mariniers waren druk in de weer . De hele patrouille lag nu aan de rand van het stadje. Onze mitrailleur lag nog steeds op zijn plaats en regelmatig schoot hij met korte vuurstoten door de kampong. Het vijandelijk vuur verplaatste zich. Zij namen ook geen risico’s. Zij wilden ook zo min mogelijk doden of gewonden hebben. En zij wilden evenmin een mitrailleur verspelen.
Zoveel goede wapens hadden zij ook niet. Hoewel, in deze kampong zaten heel wat ploppers met wapens.
‘Mitrailleur naar voren,’ riep de luitenant.
De mitrailisten kwamen naar voren rennen onder dekking van de infanteristen.
Toen ook de mitrailleur aan de rand van het stadje lag, riep de luitenant,’Voorwaarts.!’
De patrouille liep in een lang lint in de kampong. Het was doodstil. De mariniers liepen gebukt langs de huizen.
‘Let goed op de huizen. Kijk naar alle kanten,’ riep Hardeman. De mariniers waren uiterst voorzichtig.
Rrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrt
De vijandelijke mitrailleur nam de mariniers weer onder vuur. Iedereen lag weer plat en zochten dekking waar maar kon.
‘Klaas, daar op het kruispunt,’ wees Nelis Hartong, ‘ Daar staat die mitrailleur.’
Als een slang ritselde Hardeman naar voren
‘Waar Nelis?’
‘Daar! Hier vandaan rechts achter die dikke klapperboom.’
‘Ja, ik zie ‘em,’ riep Hardeman.
‘Probeer die mitrailleur uit te schakelen,’ riep Hardeman tegen een BARschutter. Deze schutter schoof even iets en vuurde op de vijandelijke mitrailleur. De mitrailleur was even stil..
‘Schieten,’’ schreeuwde de luitenant. Iedereen die kon schieten en de mitrailleur zag schoot nu op de vijand.. Deze verdween weer! We kropen en tijgerden naar voren. Steeds elkaar dekkend.
‘Jan, ga naar het kruispunt,’ riep Hardeman.
Jan haag en zijn mensen renden naar het kruispunt en lieten zich daar zoekend naar dekking vallen. Ze werden direct onder vuur genomen door de vijand. Het was geweervuur. Gelukkig was de vijand niet op schot of zenuwachtig want niemand van de mariniers werd geraakt.
Hardeman keek naar de luitenant. Deze gaf Hardeman een teken voorwaarts te gaan.
‘Voorwaarts! Blijf in de huizen schieten,’ riep Hardeman boven alle lawaai uit.
‘Blijf voorwaarts gaan!’
De mariniers kwamen er goed door ondanks dat ze van alle kanten werden beschoten.
‘Blijf schieten,’ riep de luitenant.
De mariniers schoten op alles en dwars door alles heen. Ze lieten zich niet tegenhouden. De renende mariniers werden gedekt door de anderen en zo ging het voorwaarts. De mariniers liepen in een winkelstraatje. Nog steeds werd er op de mariniers geschoten. Het was geweervuur. Het was ongelooflijk dat er onder de mariniers geen doden of gewonden waren gevallen.
‘Kijk uit mannen. Blijf schieten. Wij worden nog steeds beschoten,’ riep Hardeman.
Jan Haag zat op zijn knieën naast Hardeman. Het zweet liep hem over zijn gezicht.
‘Jezus Klaas, wat een oorlogje hé. Het stikt hier van de ploppers,’ zei Jan Haag.
‘Ja, ik vraag mij af of de luitenant dat heeft geweten.’
‘Ja, met Gerrit moet je maar meegaan dan krijg je fun genoeg,’ grijnsde Haag.
‘Ja Jan, kijk goed uit. Houd je mensen in de gaten,.’ zei Hardeman.
‘Oké’
In het straatje stonden Chinese toko’s Er was niemand in de toko’’s te zien. De dragers begonnen te plunderen. Ze hadden hun zware barang op de grond gezet. Ze verdeelde de spullen onder elkaar. Er waren er zelfs bij die twee of drie witte pakken over elkaar aantrokken. Ze schenen niet bang te zijn want onder vijandelijk vuur plunderde zij alles wat los en vast zat. De mariniers liepen schietend door het stadje
‘Klas, laat die dragers ophouden met plunderen, ze hebben al genoeg gejat,’ riep de luitenant.
Hardeman pakte een plunderaar bij zijn arm en richtte zijn karabijn op het hoofd van de vent. Zij ogen waren zo groot als schotels van schrik.’Tuan, tidak, tuan,’ schreeuwde de man.
‘Zeg tegen de dragers dat ze onmiddellijk ophouden met plunderen anders schiet ik ze dood,’ schreeuwde Hardeman in zijn beste Maleis. De drager begreep het goed. Hardeman stak zijn karabijn tussen zijn ribben.
‘Ajo, schiet op.’
In het Javaans begon de drager te schreeuwen. Een paar dragers keken hem aan en zien de situatie. Nogmaals schreeuwde hij iets. En toen was het afgelopen.
‘Als jullie nog eenmaal proberen te plunderen dan schiet ik je ter plaats dood,’ zei Hardeman. De drager rende naar zijn vrienden en vertelde wat Hardeman had gezegd.
‘Ajo, pak jullie barang op,’ schreeuwde Hardeman naar de dragers. Deze renden naar de barang en hielpen elkaar weer op de rug en schouders te hangen.
Intussen was de oorlog nog steeds bezig er werd nog steeds geschoten. Niet zo hevig weer. De mariniers lagen min of meer gedekt en schoten regelmatig door e huizen. De vijand trok kennelijk terug.
‘Voorwaarts!’
De patrouille trok verder. De dragers liepen weer op hun plaats. Wat ze gestolen droegen ze op het lijf. Er werd verder niet meer over gesproken. De dragers hadden goed begrepen wat Hardeman hen had gezegd. De patrouille trok steeds verder door de kampong. Hier en daar viel er nog een geweerschot.
‘Gaat het goed, Klaas,’ vroeg de luitenant die vlak achter Hardeman liep.
‘Het was even bloedlink, luitenant, maar we zijn er goed door gekomen,’ antwoordde Hardeman.
De luitenant knikte alleen. We naderden een smalle brug waarvan het wegdek was wegf gehaald. De hele brug was uit elkaar gebroken. Alleen de draagbalken lagen er nog. Dat werd een lastig karwei en zekr als er geschoten werd. Maar we moeten over de brug heen.
‘Klaas, stuur een AG-ploeg over de brug, althans wat er van over is,’ zei de luitenant. Hij zat op een knie en keek toe wat er ging gebeuren.
‘Leo, ga jij het eerst over de brug met je ploeg,’ zei Hardeman. Hij lag het dichts bij de brug
‘Kom op,’’ zei Leo Van der Noot en rende naar de brug. Zijn mannen volgden hem.
Toen zij over de balken liepen schoten wij in de huizen van de kampong. De mariniers waren snel over de brug en gingen in dekking.
‘Jan volgen.’ Jan Haag renden nu met zijn mensen naar de brug. Ook zij waren snel aan de overkant. De dragers hadden wat moeilijkheden maar ook zij kwamen aan de overkant en toen volgde de rest van de patrouille. De ploppers schoten een enkel schot maar deze troffen geen doel. Of wij doden of gewonden hadden gemaakt dat wisten wij niet. Wij hadden geen verliezen. Van de bevolking was nog steeds niets te zien. Waar ze zaten wisten we ook niet. Ze zullen zeker doodsangsten hebben uitgestaan. Wij doorzochten geen huizen. Daar hadden we trouwens geen tijd voor en het was niet onze taak. We waren verkenningspatrouille, hoewel, we hadden toch een klein oorlogje achter de hand. We konden niet in het stadje blijven. Dat was te gevaarlijk. Onze patrouille was daar niet groot geneog voor. Het stikte hier van de ploppers..
Eindelijk waren we helemaal uit de kampong. Wij schoten niet meer. Er viel nog wel ergens een schot van een plopper maar reageerden wij niet op. Wij waren er door. De vijand was wel in paniek geraakt, want er lagen overal schoenen. Her en der lagen schoenen.
‘Het lijkt wel of er een schoenenwinkel is geplunderd,’ zei Nelis Hartong.
‘Die ploppers kunnen niet op schoenen lopen, man,’ antwoordde een marinier, ‘’ Daar zijn hun poten te plat voor!’
‘We hebben nogal doorgedrukt en ons niet laten ophouden door die ploppers. Als je er dan levend van wil afkomen dan moet je wel aan de haal gaan en dat is voor een plopper het best op zijn bloten kakkies,’ grijnsde Jan Haag.
‘Zelfs met hun zware mitrailleur konden ze ons niet tegenhouden. En wij hadden nog niet eens onze volle vuurkracht gebruikt,’ zei een marinier
‘Wie weet wat we nog nodig hebben één deze dagen,’ zei Hardeman, ‘ We mogen er wel van uitgaan dat we hier met geregelde troepen te maken hebben. Dit zijn niet zomaar rampokkers of brandstichters.’
‘En onze leiders maar zeggen dat wij tegen rampokkers vechten,’ zei Leo van de Noot.
‘Op onze leiding in Den Haag of in Batavia daar hoeven we niet meer op af te gaan. Die belazeren ons waar we bij zitten,’ zei Nelis Hartong.
‘We komen er toch niet onder uit om onze opdrachten uit te voeren. Belazerd of niet belazerd. En zolang we op deze patrouille zijn laten we ons niet tegenhouden,’ zei een jonge beroepsmarinier.
‘Het is niet onze bedoeling om te vechten. Maar als wij worden beschoten dan schieten we terug. We moeten nou eenmaal verder,’ zei de luitenant. Het was voor het eerst dat hij reageerde op uitlatingen van de mariniers.
Waarom die ploppers ons steeds maar beschoten was niet duidelijk. Ze konden toch beter geen vuurcontact maken. Nu wisten de mariniers dat er ploppers in de omgeving aanwezig waren. We hadden een flinke schietpartij achter de rug. De dag schoot weer op en het werd tijd om een rustplaats te zoeken. In de verte was een kampong te zien. We waren wel op ons schema achter geraakt vanwege die schietpartij maar we hadden geen haast..
‘’Als het in die kampong rustig blijft dan gaan we daar de nacht doorbrengen, Klaas,’ zei de luitenant, die naast Hardeman was komen lopen.
Toen we kampong binnen liepen was er niemand te zien. Een paar oude mensjes zaten op een bank voor hun huisje. Ze keken verschrikt op toen ze de mariniers voorbij zagen lopen en wachtte gelaten af wat er zou gaan gebeuren.
‘Meertens kijk eens of er een paar huizen in de buurt staan waar wij kunnen overnachten,’ zei de luitenant.
De patrouille stond stil in de kampong. De mariniers keken naar beide zijde van de weg de kampong in en stonden schietklaar in hun handen. De dragers hadden hun barang op de grond gezet.
‘Hier vlak bij, luitenant, staan een paar huizen. We boffen de huizen zijn leeg. We hoeven er niemand uit te sturen,’ zei Meertens.
‘Het lijkt erop dat de hele kampong aan zijn stutten is getrokken. Laten we maar in de huizen gaan.’
Er stonden drie grote huizen bij elkaar. We moesten de ruimte maar verdelen. Hoe dichter bij elkaar hoe beter het was.
‘Verdeel je over de drie huizen. Houdt de groepen bij elkaar. Zet onmiddellijk dubbelposten uit.. Er wordt vanavond niet gemandied,’ zei Hardeman, ‘ Het is nu te link om bij de waterputten te gaan staan.
‘Jaap, zorg jij voor de wachtindeling,’ zei Hardeman tegen Meertens, ‘ Je kunt mij ook indelen voor de wacht..’
‘Deel mij ook maar in, Meertens,’ zei de luitenant.
‘Goed,luitenant.’
De wacht[osten werden zodanig uitgezet dat ze elkaar konden zien. Dat zou in het donker wel veranderen. Maar men wist nu wel waar de posten stonden.
‘Zal ik maar weer gaan kijken of er iets aan eten kan opscharrelen, Klaas,’ zei Jan Haag.
‘Wacht even, Jan. Daar moet de luitenant toestemming voor geven,’ antwoordde Hardeman.
Hardeman liep naar de luitenant en vroeg hem of Jan Haag op eten uit kon gaan.
‘Ja, dan kan. Maar hij mag niet verder van de post als dat de wachtposten hem kunnen zien. Er is hier in de directe omgeving genoeg eten.
’Ik zal hem waarschuwen,’
‘Ik heb het begrepen,’ Klaas.
‘Kijk of je rijst kan vinden. Desnoods maak je rijstepap,’ zei Hardeman.
‘Ik kijk wel even op de menulijst, Klaas,’ Grijnsde Jan Haag.
‘Waarschuw de wachtposten en kom bij dezelfde wachtpost weer binnen,’ riep de luitenant Jan Haag nog na.
‘Oké.’
Jan Haag ging de kampong in. Het was levensgevaarlijk om iets in de kampong te doen.
Maar het was nog licht. Toch waren de mariniers er van overtuigd dat er in de kampong best TNI kon zitten. Maar nog geen half uur later kwam Jan Haag met zijn mensen terug. Zij hadden een grote mand met rijst bij zich.
‘Klaas, er staat weinig op de menulijst maar rijstepap eten we in ieder geval. Suiker is er genoeg. Ik heb ook nog een sisir bananen gekocht. We overleven het wel,’ Jan Haag deed alsof hij van de pasar kwam. Een uur later aten rijstepap met suiker. Het smaakte best. We hadden trek gekregen van de schietpartij. We stonken naar zweet en stof.
‘We zullen van onze stank wel in slaap vallen,’ zei Gruter.
‘Dat os nou het belazerde van een schietpartij. Je kunt je nu niet effe gaan soppen bij de waterput. Want die klere ploppers zitten hier ons op de lip,’ zei iemand.
‘Ja, we zien er toch al niet appetijtelijk uit,’ zei Hardeman.
‘Als je moeder je zou zien, Klaas, dan liep ze gillend weg,’ lachte Van der Noot.
‘Dan valt er heel wat te gillen voor onze moeders, als ik zo om mij heen kijk,’ zei Hardeman.
‘Zelfs de luitenant is zijn knapheid verloren’ zei een marinier.
‘Jij hij oft, hij heeft geen moeder gehad. Hij is opgericht,’ zei een andere marinier.
‘Zo spreek je niet over je pelotonscommandant, marinier,’ grinnikte Hartong.
‘We komen ons elkaar wel weer tegen op Banjoe Oerip, jongeman,’ zei de luitenant, knipogend naar Hardeman.
‘Laten we ons maar een beetje gedeisd houden dan kunnen de wachtposten meer horen. Wij hebben rust nodig. Morgen wordt het weer een drukke dag. En wie weet hoe rumoerig,’ zei Hardeman.
‘Daar zal jij niet over in zitten, Klaas,’ zei Meertens die opstaat en naar zijn eigen slaapplaats gaat.
Iedereen lag plat. De wapens bij de hand. Alleen de schoenen waren uitgetrokken. Soms lagen er drie mariniers op een baleh-baleh. Hier en daar werd zacht gesnurkt. Hardeman staarde omhoog en dacht aan zijn Olga in Soerabaja. Het was maar goed dat zij niet wist waar hij nu was. Ze zou doodsangsten uitstaan. Ver weg van de post Banjoe Oerip, midden tussen de ploppers. In het donker gloeiden sigaretten op. Er waren een mariniers die niet konden slapen. Als je niet sliep dat luisterde je naar de geluiden. De vijand wist precies waar we waren en een aanval was altijd te verwachten. Hardeman en Meertens liepen samen de wacht, van 0400 uur tot 0600 uur.. Het begon licht te worden en er was niets gebeurd. Of het zou nog moeten gebeuren. Beide mariniers hadden niet veel gesproken. Ze hadden geluisterd en goed gekeken. Om deze tijd kon je een aanval verwachten.
‘Jaap, ga jij eerst jou mensen wakker maken, ik blijf nog even hier.’
‘Goed, dat ga ik doen.’
Meertens met zijn dikke zwarte baard ziet er verwilderd uit. En hij flotste voordurend van zich af. Juist nu omdat hij gespannen was. De pelotonscommandant was al wakker en stond met een bloot bovenlijf in de deuropening.
‘Morge, luitenant. Zullen we maar opstappen,’ zei Hardeman.
‘Dat lijkt mij verstandig. Maak je de patrouille klaar voor afmars,’ zei de luitenant.
Intussen was iedereen wakker en klaar voor afmars. De mariniers zagen er als viezeriken uit, al dagen ongeschoren.
‘Iedereen is klaar voor vertrek, luitenant,’ zei Hardeman.
‘Nou, ik ook. Laten we maar gaan. Meertens, ga jij voorop lopen,’ antwoordde de luitenant.
De dragers hadden wat minder kisten munitie te dragen. Iedereen had zijn voorraad weer op oorlogssterkte gebracht en een extra sling met munitie om de nek hangen. Hardeman had de dragers nog eens gezegd dat als zij begonnen te plunderen hij ze ter plaatse zou doodschieten.
De dragers hadden het begrepen! Ze kregen sigaretten van de mariniers en ze deden alsof er niets was gebeurd.
De stemming onder mariniers was goed en het vuurgevecht van gisteren had geen moeilijkheden verzorgd. Deze mariniers waren keihard. Ze hadden al eerder onder zwaar vuur gelegen. En ze vertrouwden elkaar en ze vertrouwden hun kader. De pelotonscommandant kon op zijn mensen rekenen. Hij was erg gezien bij zijn mensen.
De patrouille is al weer een paar uur onderweg en er heeft geen plopper op de mariniers geschoten. Geen vuurcontact met de vijand maar wel veel meelopers. Deze lieden lieten we gewoon meelopen. Ze waren op behoorlijke afstand. Regelmatig hielden we een rustperiode om de dragers wat rust te gunnen. Het was droog en de zon scheen en het was heet. Hier en daar ritselde we bananen en fruit. Bananen waren er in overvloed. De mariniers leden geen honger.. De rustperiodes waren altijd buiten de kampongs. We konden dan alles overzien. In de kampong rusten was levensgevaarlijk. Als er ploppers in de kampong aanwezig waren dan zaten ze op je lip. Tijdens de rustperiodes werden er grappen en grollen gemaakt zonder de omgeving in de gaten te houden. Hardeman en Meertens hadden ze zaak goed in de hand.
De sawa’s stonden er mooi bij. Maar er waren geen mensen in de sawa aan het werd. Dan kon natuurlijk zijn omdat er weinig werk was in de sawa maar ook omdat ze bang waren voor de mariniers. Wij liepen in een vallei. Een schitterend gezicht met de goudgele sawa’s. Wat een schitterend land.. Waarom moesten de Nederlanders en de Indonesiërs het elkaar zo moeilijk maken. Maar dat was een politiek spel. De mariniers deden wat hun werd opgedragen door de politiek. Hardeman was ver weg met zijn gedachten. Hij zou graag in dit land willen blijven wonen en werken. Maar hij zag het niet meer zitten. Hij had het gevoel dat ze het hier politiek gingen verliezen.
‘Omhangen,’ riep de luitenant. Hardeman schrok op. De patrouille ging weer verder. In de kampongs die wij passeerden was niemand te zien. De bevolking hield zich schuil. Voor wie waren ze nu bang? Voor de Nederlanders of voor de ploppers. Het was verdacht stil!
‘Ik vind het verdacht stil, Klaas,’ zei Jan Haag..
‘Jezus jan, wat stink jij naar zweet,’ lachte Hardeman.
‘Als jij denkt dat je er zo fris uitziet dan heb je het goed mis, makker,’ grinnikte Haag.,’ Maar ik zei, dat ik het verdacht stil vind en dat ik het niet vertrouw.’’
‘Ja, dat vind ik ook. Er is geen kip te zien,’ zei Hardeman.
‘Dat is jammer, want ik wil vanmiddag wel een paar kippen hebben,’ zei Jan Haag, ‘ Maar ik vertrouw het voor geen donder.’
‘Blijf uitkijken,Jan,’ antwoordde Hardeman. De luitenant liep ergens vooraan. In de omgeving van Jaap Meertens.
Jan Haag begon te lachen en zei tegen Hardeman, ‘ Het is maar goed dat Jaap spits loopt want dan maakt hij de mensen aan het schrikken. Wat ziet die man eruit met zijn zware baard en zijn grote dos haar.’
‘Ja, het is een aparte vent maar goed voor zijn werk,’ zei Hardeman.
‘Oké Jan. Uitkijken maar.’
De patrouille sjouwde voort., alweer een paar uur lang.. In de verte zagen wij een grote kampong met stenen huizen. Er liep een spoorlijn en er was een stationnetje.
De kampong had de volle aandacht van de mariniers. De patrouille werd langer, meer tussenruimte.
‘Houdt de wapens schietklaar,’ riep de luitenant.
Hardeman keek achterom en zag dat iedereen klaar was om actie te voeren. Geen grappen of grollen. Het was voor de ploppers als ze ons zagen geen prettig gezicht. Een groep van zo’n 35 mariniers met zware bewapening op je zien komen daar werd je niet blij van.
De mariniers zouden niet beginnen te schieten. Daar was nog geen reden voor. Zij hadden wel het vermoeden dat er iets kon gebeuren. Maar zolang er niet werd geschoten door de vijand dan deden zij ook niets. De luitenant keek door zijn verrekijker maar zei veder niets. Kennelijk zag hij ook niets wat op gevaar duidden.
‘Ziet u iets verdachts, luitenant,’ vroeg Hardeman.
‘Ik zie helemaal niet, dat is toch gek hé. Normaal gesproken moet je toch mensen zien bij een station. Het is toch niet uitgestorven.’
‘Ze hebben ons allang zien aankomen,’ zei Hardeman De patrouille liep langzaam voorwaarts. Alle ogen waren gericht op de kampong en het station. Het was er nog verdacht stil. De patrouille werd weer een lang lint. Iedereen verwachtte iets. En verdomd het was er!.
Rrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrt.
Een zware mitrailleur nam de marinierspatrouille onder vuur.. Het was vrij gericht vuur. Maar niemand werd er getroffen. De hele patrouille lag plat. De zware mitrailleur schoot vanuit een venster van het station. De kogels gingen fluitend over de marinierspatrouille. De mariniers lagen aan beide kanten van de weg in de natte sawa. Er was ook flink geweervuur van de vijandelijke kant. De luitenant keek door zijn kijker naar het station. Van de mariniers had nog niemand geschoten.. Wij lagen vrij gunstig in de sawa. Het was een natte bedoeling. Maar je kon beter in de natte sawa liggen dan op de weg. Wat schoten die ploppers toch slecht. Met zo’n mitrailleur kon je toch de hele groep mariniers in grote moeilijkheden brengen..
Hardeman keek eens naar zijn mannen. Iedereen lag er rustig bij, wachtend dingen die gebeuren gingen. Daar waren ze van overtuigd.
‘Klaas, haal de mitrailleur naar voren,’ riep de luitenant., ‘ De vijandelijke mitrailleur staat midden in het raam.. Laat de mitrailleur er midden in schieten.
‘Mitrailleur naar voren,’ riep Hardeman, zich op een zij oprichtend.. De mitraillisten kropen door de blubber naar voren. Het was even niet makkelijk want ze mochten hun wapen niet in de blubber laten zakken. En ze zorgden wel dat ze zelf goed gedekt bleven.
De mitrailleur stond op de weg.
‘Als je klaar bent, schiet dan midden in de opening van het raam. Daar staat de mitrailleur,’ riep Hardeman, ‘ Schakel die mitrailleur uit.’
De korporaal knikte naar Hardeman en hij zei iets in het oor van de schutter. Onze mitrailleur schoot een lange riedel door het open raam. Maar de vijandelijke mitrailleur bleef doorschieten. De BARschutters schoten nu ook naar het stationsgebouw en probeerden eveneens de mitrailleur van de vijand uit te schakelen. Onze mitrailleur vuurde met korte stoten in de richting van de vijand. De inslagen van de kogels waren te zien op de muren van het gebouw. Maar de vijandelijke mitrailleur bleef ons beschieten..De luitenant tijgerde door de blubber naar Hardeman.
‘Klaas, maak een omtrekkende beweging en val het station aan de andere kant aan. Wij houden de mitrailleur bezig. Als jij het station aanvalt dan verleg ik het vuur. Of ik stop er mee. Probeer er ongezien te komen,’ zei de luitenant.
‘Oké, luitenant, begrepen.’’
Hardeman gaf zijn mensen voorwaarts te gaan en zei tegen Jan Haag,’ Ongezien voorwaarts.’
Jan Haag knikte en draaide zich iets naar achteren en herhaalde het bericht..
‘Jan, jij voor!. De ploeg van Haag gleed door de modder naar voren. Hardeman er achter en de rest volgde. Hun wapens op de bovenarmen gleden door de natte sawa voorwaarts. Het vijandelijk vuur bleef gericht op de luitenant met zijn mensen. De groep van hardeman ging voorwaarts. Hardeman had in de verte een haag van struikgewas gezien en hij wilde daar naartoe.
‘Jan, naar het struikgewas voor je.’’
Jan Haag stak zijn hand op als teken dat hij het begrepen had. De groep ging verder. Ze waren tot aan hun hoofd onder modder. Af en toer lag de ploeg van Jan Haag even stil om op adem te komen. Het was altijd maar even. Jan haag begreep heel goed dat het allemaal niet te lang mocht duren. Nog steeds was de groep niet ontdekt door de vijand. De vijand schoot nog steeds op de groep van de luitenant. De vijand had niet door dat er een groep marinier sop hen afkwam. Het was bloedheet. Hardeman rook de vuile lucht uit zijn kleding. Hij kon wel kotsen. De groep lag even stil. Jan haag keek naar Hardeman en stak met een grijns zijn duim op. Die man had nergens moeite mee. Hardeman knikte. Een mooie dooi zou Jan Haag nu niet zijn met zijn ongeschoren gezicht en al die blubber aan zijn lichaam. Ze naderen het struikgewas. Eindelijk lag de groep voorbij het stationsgebouw. Van de luitenant uit gezien lagen zij rechts van het gebouw. De positie was niet best. Er liep een lange haag van de plaats waar Hardeman lag tot een honderdvijftig in de richting van het stationsgebouw. Aan de voorzijde van de haag liep een smal pad. De haag was hoog. Hardeman zou er net overheen kunnen kijken. Van hier uit moest Hardeman beginnen. Nog dichter naar het stationsgebouw kruipen zou gevaar voor ontdekking zijn. Hardeman zei tegen zijn mensen uit de sawa te komen. En achter hem gaan liggen op het droge. De mariniers gleden uit de sawa en lagen achter elkaar. Hardeman schoof naar de haag. Plat op de grond keek hij hoe de situatie was. Hij lag nu schuin voor de de voorkant van het gebouw. Hij zag wat mensen heen en weer lopen en er stonden er een paar te loeren in de richting van de groep van de luitenant. Van de kant van de luitenant werd nog steeds geschoten op de vijand. Niemand had de groep van Hardeman opgemerkt. De afstand naar de ingang van het station was ongeveer 75 meter. Hardeman wilde in één run schietend naar voren rennen. Op dat moment zou de luitenant stoppen met vuren. Het zou hard rennen worden maar dat was geen probleem met zijn mariniers. Schreeuwen konden ook goed. Hardeman zei zijn groep wat het plan was.
Hij schoof nog even naar voren en keek laag langs de grond in de richting van het station. Tot zijn verbazing zag hij op een afstand van 60 meter een plopper lopen. de man liep reikhalzend kijken over de haag. Hij was gewapend met een klewang.
‘Op je knieën,’ zei hij zacht, ‘ Opgelet! Nelis kom hier. Er loopt een vent met klewang. Op het pad. Schiet hem neer. Direct daarna stormen.’
Nelis schoof naar voren, de anderen zaten klaar om op te springen en te stormen. Wat zagen ze eruit.
Nelis schoof om de hoek van de haag. Hardeman zat rechts naast hem en zag de vent lopen. Daar liep Napoleon! Nelis ging op zijn knie zitten richtte en schoor. De vent heeft nooit geweten wat er gebeurde. Hardeman sprong op en gilde ’STORMEN’
De hele groep kwam in één massa onhoog en schietend en schreeuwend stormden zij voorwaarts naar het stationsgebouw.
Het schieten bij de luitenant was opgehouden. Vanuit het stationsgebouw vluchtte mannen en deze werden neergeschoten andere rende de kampong in. Hardeman en zijn groep rende schietend en schreeuwend voorwaarts. Het was een hels kabaal. Bij het stationsgebouw schreeuwde Hardeman, ‘Jan, neem het gebouw.’
Hardeman rende met de twee andere groepen de kampong in. Er waren bloedsporen. Twee doden kwamen ze tegen.
‘Halthouden, terug naar het stationsgebouw,’ riep Hardeman, ‘Kijk nog even goed om je heen of er wapens liggen en doorzoek de zakken van de doden.’
Hardeman liep op zijn gemak door de rand van de kampong. Hij vond geen wapens.
Hardeman kwam bij de kamer in het stationsgebouw. Jan Haag stond er met zijn mannen. De mitrailleur lag op de grond en een dode plopper lag er naast. Mariniers doorzochten het gebouw. De zakken van de dode werd doorzocht en er werd wat papieren gevonden die ook werden meegenomen. Er werd niet meer geschoten het was nu weer de doodse stilte na een vuurgevecht.
Nog geen tien minuten gelden een hels kabaal en nu weer die doodse stilte.
‘Klim in dat raam en zwaai naar de vuurbasis,’ zei Hardeman tegen een marinier, ‘De luitenant kan je goed zien door zijn kijker.’
De marinier klom in het raam en begon te zwaaien met zijn armen.
‘Ze hebben mij gezien, sergeant. Ze komen overeind,’ riep de marinier.
De luitenant met zijn mensen zette zich in beweging en kwamen naar het station.
‘Ja, en Leo, doorzoeken jullie nog eens goed de omgeving,’ zei Hardeman.
De luitenant en de rest van de patrouille arriveerden bij het station.
‘Je hebt er nogal wat van gemaakt,’ Klaas,’ lachte de luitenant, ‘We hoorden jullie schreeuwen en schieten toen je dit gebouw aanviel.’
‘Ja, het moest wel snel gebeuren. Er kwam pardoes een plopper gewapend met klewang langs die haag lopen. Hij had niet in de gaten dat wij achter die haag lagen. Toen Hartong hem had neergeld moesten wij wel aanvallen. We werden goed onder vuur genomen.’
Jan Haag en Leo van de Noot kwamen uit de kampong.
‘Luitenant, ik heb veertien dode ploppers geteld. Maar dat is nog maar hier in de omgeving,’ zei Jan Haag., ‘ Hier Klaas. Hier heb je nog een paar geweren en klewangs.’
Hij en een paar mariniers droegen de wapens onder de arm en aan de schouder. Ook Leo van de Noot had een paar wapens bij zich en gooide ze op de hoop die al op de grond lag.
‘Hier nog een paar wapens. Die dooie ploppers hebben er toch niets meer aan.’
‘Mooi het is niet voor niets geweest. Als er nog meer doden zijn dan zorgt de kampong er wel voor,’ zei Hardeman.
‘Ik heb mij de klere gelopen en mijn stem is schor van het schreeuwen,’ zei Jan Haag.
‘Jullie hebben het er goed afgebracht. Bedankt voor jullie inzet,’ zei de luitenant.
‘Die plopper liep mooi tegen mijn kogel aan. Hij heeft nooit geweten wat hem is overkomen,’ lachte Hartong, ‘ En misschien had hij nog nooit een marinier gezien.’
‘Dat is wel jammer. Dat moet je eigenlijk niet missen. En zeker niet de koppen die jullie nu hebben,’ grinnikte Hardeman.
‘Ja, dat is toch wel zonde voor die plopper. Want we zijn toch wel een stel knappen kerels. Maar die andere ploppers hebben van ons ook weinig gezien,’ lachte Van der Noot.
‘En dan komen ze bij Allah en kunnen ze niet vertellen wat er gebeurd is,’ zei een marinier.
‘Goed mannen, geef de wapens aan de dragers en dan gaan we weer verder,’ zei de luitenant.
De dragers hadden intussen minder gewicht te dragen. Er was veel munitie verschoten. Zij konden de buitgemaakte wapens nu wel dragen.
‘Het is wel raak geweest op deze patrouille, Klaas. Ik wist dat we tegenstand konden verwachten maar dat het zo erg zou zijn dat had ik niet verwacht,’ ging de luitenant verder.
‘Van wie heeft u de informatie gekregen, luitenant,’ vroeg Hardeman.
‘De VDMB kwam met het bericht hierover. Zij wisten niet precies hoe groot het aantal TNI’ers was.’
‘Dat kunnen wij hen dat wel vertellen,’ lachte Hardeman.
‘Dat kunnen we zeker. We hebben behoorlijk gesloft dat wij geen gewonden of doden hebben opgelopen,’ zei Jaap Meertens.
‘Ja, we hebben wel geluk gehad op deze patrouille,’ antwoordde de luitenant.
We hadden een fantastische engelbewaarder!
‘VOORWAARTS!’
De patrouille ging weer voorwaarts. De mariniers waren nogal luidruchtig. Ze lachten en gekscheerden over het afgelopen vuurwerk. Ze sloegen elkaar op de schouder en lacht om het hardst.
‘Klaas, je hebt snel gewerkt met de groep,’ zei de luitenant nog eens.
‘Een fijn stel kerels, dan lukt alles. Ik kan van ze op aan. Anders lukt het niet.’
Ook bij dit vuurgevecht waren we er weer ongeschonden uitgekomen. De TNI’ers die op het station zaten hadden behoorlijk wapens. Maar ze waren toch niet opgewassen tegen de mariniers en tegen de vuurkracht die de mariniers bij zich hadden. Ook hier weer hadden de ploppers veel verliezen geleden en ook verliezen aan wapens. Voor hen was dat heel vervelend. Zoveel goede wapens hadden ze ook niet. Wapens waren voor de Indonesiërs van groot belang. Het viel voor de TNI’ers niet mee om tegen een goed getrainde en bewapende marinierspatrouille op te lopen.
Alle gedode ploppers hadden meer of minder uniformkleding aan. Het was wel gek dat er geen onderscheidingstekens gevonden waren.. We wisten niet of er officieren bij waren geweest. Toch moest er kader bij deze eenheid geweest zijn. In ieder geval waren ze weer een zware mitrailleur kwijt. Hardeman had een handgranaat in het sluitstuk van het wapen gelegd. Na de knal was het sluitstuk vernietigd en niet meer herstelbaar geworden.
De dragers waren op een behoorlijk afstand gebleven onder bewaking van de mortieristen. Eén van hen had gevraagd of ze zo snel mogelijk terugkonden naar Banjoe Oerip. De luitenant had hen gezegd dat wij op de terugweg waren. Verder werd er niet over gesproken.
De mariniers waren nog nooit zover in het Republikeins gebied doorgedrongen. Althans niet met een patrouille van deze omvang. Zo groot was deze patrouille nou ook weer niet geweest. In dit gebied zat het vol met ploppers.
‘Klaas, dit was weer eens een ouderwets oorlogje,’ grijnsde Jan Haag.
‘Dat mogen we wel zeggen, ja,’ antwoordde Hardeman.
‘Ik had er geen vermoeden van dat hier zoveel ploppers zitten,’ zei Leo van Noot, ‘’ En ze zijn goed bewapend ook.’
‘Daarmee mogen we wel zeggen dat we tegen geregelde Indonesische troepen zijn aangelopen. En zeker geen rampokkers.’
‘Van hun wapens zijn ze er wel veel kwijtgeraakt. Die dragers hebben nogal wat te dragen van dat wapentuig. En die mitrailleur die vernield is in het station dat moet toch een heel verlies wezen,’ zei Jan Haag.
‘Het is toch ongelooflijk dat wij er heelhuids van af gekomen zijn. We hebben toch af en toe een flinke strot vuur op ons afgekregen,’ zei Nelis Hartong.
‘Dat komt omdat Klaas zo’n goede beschermengel heeft,’ lachte Theo Gruter.
‘Dat is dan maar goed ook want het zou niet prettig zijn als jij aan de zuster van jouw meisje moest vertellen dat ze Klaas een gaatje in zijn pens hebben geschoten,’ zei Meertens en hij flotste maar weer eens.
‘Mag dat effe voorbij gaan, heren. Ik sta niet te dringen om tegen een kogel op te lopen,’ zei Hardeman.
‘Je loopt anders wel steeds voorop, Klaas. Dat heb je nog steeds niet afgeleerd,’ zei Leo van de Noot.
‘Als ik in actie kom dan moet ik het goede voorbeeld geven. Het is niet mijn stijl mijn mensen vooruit te sturen en zelf achteraan te komen,’ antwoordde Hardeman.
‘Dat weten we, Klaas maar toch moet je uitkijken,’ zei Van Noot.
‘Al zou het zijn dat we nog wel eens pilsje met je willen drinken,’ flotste Meertens.
‘Klaas, we gaan in de volgende kampong de nacht doorbrengen. We hebben er weer een drukke dag opzitten,’ zei de luitenant. Hij was naar voren komen lopen.
‘Oké, luitenant Geef aan jullie mensen door dat we een rustplaats gaan opzoeken.’
De zon begon al aardig te zakken als we een kampong naderen.
‘Deze kampong gebruiken wij vannacht,’ zei de luitenant.
‘Uitrekken,’ riep Hardeman.
We liepen de kampong binnen en er was niemand te zien. Net als voorgaande dagen was de kampong op de hoogte dat wij in aantocht waren. De bevolking hield zich schuil.
‘We nemen deze huizen. Dan zitten we aan de rand van de kampong. Jan Haag zoek jij direct naar eten. Het is nu nog licht,’ zei Hardeman.
De luitenant en hardeman gingen een paar huizen binnen en zeiden dat de bewoners hun huizen werden gevorderd. Zij moesten maar bij de buren of familie gaan slapen. Direct weer protesten. We wisten dat dat zou gebeuren. Maar daar hadden we geen moeite mee. Hardeman werkte de mensen de huizen uit en dat deed hij ook in drie andere woningen.
‘Heb je de pest in, Klaas,’ vroeg de luitenant lachend., ‘ Je doet nogal ruw tegen de bewoners.’’
‘Nou, nee, luitenant. Maar het is bijna donker en ik heb er geen zin in om vriendelijk aan die lui uit te leggen dat wij toch in het huis gaan slapen voor een nacht. Zo vriendelijk zijn wij de laatste dagen ook niet door hun mensen behandeld.’
‘Ik bedoel er niets kwaads mee,’ lachte de luitenant.
‘Hoe vervelend het ook is er kan niet worden gemandied. Haag zorgt voor het eten. Sergeant Meertens deelt de wacht in en zet de wachtposten. Neem zoveel mogelijk rust. De luitenant, Meertens en ik lopen de wacht mee.
‘Meertens, alleen Jan Haag is nog buiten de post. Iedereen behalve de wachtposten blijft in zijn huis.,’ zei de luitenant.
Meertens keek scherp naar de luitenant. Met een verwilderde blik. Zijn baard was grijs van stof en modder en zijn zwarte ogen waren scherp in zijn mager gezicht.
‘Komt allemaal voor elkaar, luitenant,’ zei hij met ietwat rauwe stem. De ploeg van Hardeman zag er verschrikkelijk smerig uit vanwege dat zij door de natte sawa hadden gekropen. Kleding was gescheurd en als je dan ook nog niet mag mandi dan is het een trieste zaak. De wapens werden schoon gemaakt.. Eerst de ene ploeg en daarna de andere.
Jan haag had de rijstepap klaar en er kon gegeten worden. Het was een eenzijdige hap maar het was niet anders. Iedereen at ervan. Na zo’n dag waren we uitgehongerd. Gelukkig waren er veel vruchten in dit land. Onderweg konden we veel vruchten eten.
Een uur later was het rustig de huizen. De nacht verstrijkt net als de voorgaande nachten, rustig. ’s Nachts werden de mariniers niet aangevallen. Het was wel ongelooflijk maar voor was het prima want een beschieting in de nacht is geen pretje. Hardeman was weer vroeg wakker. Hij had de laatste wacht genomen, van vier uur tot zes uur. Hij was liever vroeg bij de tijd mochten de ploppers toch willen aanvallen dan was hij er gelijk bij. De mariniers werden gepord en een klein uur later vertrok de patrouille weer. We gilden van de honger maar er werd niet gekankerd. Iedereen begreep wel dat we niet in het Hilton Hotel hadden geslapen. Maar het was wel slecht dat we ’s morgens zonder eten op pad gingen. Maar wij hadden geen gevechtsrantsoenen dat was te duur. Maar om op een tiendaagse patrouille gevechtsrantsoenen te moeten meenemen zouden we meer dragers moeten meenemen.
Maar het was voor de mariniers een gewoonte als men op meerdaags patrouilles ging er van het land werd geleefd. Maar in deze omgeving waren de mensen niet vriendelijk of ze waren bang dus was er weinig te halen. En er was weinig tijd om eten te koken.
De patrouille was al weer een paar uur onderweg. Het was intussen bloedheet geworden. We zagen geen mensen in de kampongs of sawa’s. De hielden zich schuil. De mariniers voelden zich vies, ongeschoren. Het was geen pretje zolang in vuile kleding rond te lopen. In het algemeen was het geweest dat je tijdens een meerdaagse patrouille je kleding kon uitspoelen. Maar in deze vijandige kampongs konden we niet het risico nemen om beschoten te worden als een gedeelte van de patrouille in zijn nakie bij de put stond. Het eten was ook niet best geweest tot op heden. Ook dat had te maken met de onvriendelijkheid in de kampongs. Het was niet de bedoeling dat wij het eten onbetaald uit de kampongs haalde. Meestal werd er voor betaald. In de kampongs zagen wij bijna niemand. Als er dank gezocht werd naar eten dan kwam het voor dat er een kip of meerdere kippen onbetaald werden opgegeten. Ook werd er dan onbetaald fruit geritseld. Maar in het algemeen maakte de mariniers er geen drama van.. de mariniers hadden geen gevechtsrantsoenen. Eten meenemen dat ging moeilijker omdat je dan weer meer dragers nodig had. En die waren ook niet voor het opscheppen. Maar de patrouillegang ging door. Wij bleven voor dit soort zaken niet op de post.
Deze patrouilledag was rustig verlopen. We sliepen weer in een kampong. De kampong was klein en er waren veel mensen in de kampong. Veel kleine kinderen stonden met grote ogen te kijken naar de vervuilde mariniers. Maar de mariniers waren vriendelijk.
Ook hier moesten wij huizen vorderen. Ook hier weer protesten. Maar Hardeman maakte duidelijk dat het maar voor een nacht was en er viel niet aan te tornen. Het ging allemaal als de voorgaande dagen. Wachtposten uitzetten, wapenonderhoud. Baden dat kon nu wel omdat de bevolking niet vijandelijk leek. Jan Haag zorgde weer voor eten. Nu kon de kleding goed worden uitgespoeld en te drogen gehangen. Meestal was de kleding niet droog maar als het maar schoon was. De gebruinde lichamen stonden met hun naakte lichamen bij de put. Alleen de plek waar hun pendek had gezeten was wit. Kinderen verdrongen elkaar om naar die lichamen te kijken. Toen de marinier gemandied waren stond men buiten de huizen. Veel kampongbewoners waren komen kijken. Mariniers probeerden een praatje te maken. Dat ging stroef. De mensen begrepen er niets van. Althans dat leek erop. Van ploppers hadden ze nooit gehoord.
‘Houden jullie wel alles goed in de gaten. Er staan zoveel mensen hier. We weten niet wat er tussen staat,’ zei de luitenant.
‘Groep drie gaan jullie zoveel mogelijk bij die bevolking weg. Als er een schietpartij losbreekt dan zitten we in het nauw. Ga je wapens maar in orde maken en anders ga je maar rusten,’ riep Jaap Meertens. De groep van Hardeman stond op wacht. Ook de mariniers van de mortieren en de mitraillisten gingen hun huizen binnen.
Jan Haag had een paar kippen geritseld. Hij en zijn mannen waren druk aan het braden. Het rook heerlijk in huis. Het water liep uit de mond. Vandaag kregen we een flinke portie rijst met kip en wat groente. Zelfs de kinderen die met een klapperdop stonden te wachten kregen te eten. De kinderen vroegen om sigaretten. De mariniers deelden hun sigaretten uit aan de ouderen die er bij stonden. Het werd nog een vrolijke boel.
‘Snap je dat nou. In de ene kampong schieten ons bijna overhoop en hier staan de mensen op eten te wachten en vragen om sigaretten,’ zei Jaap Meertens met zijn bekende flots.
‘Wie weet hoeveel ploppers er tussen staan,’ zei Hardeman.
‘Laten we het eens vragen,’ zei Meertens en hij liep naar een paar oudere mannen. Hij vroeg hen of er TNI’ers in de kampong waren.
’Nee, tuan. In deze kampong zijn geen TNI’ers.’
‘Nee, dat zal wel,’ z ei Meertens in het Nederlands.
De oude man die het waarschijnlijk niet verstaat knikte.
‘Ze zouden wel gek zijn om te zeggen dat hier TNI’ers in de kampong aanwezig zijn. Ze zouden de volgende dag niet halen, denk ik,’ zei de luitenant die erbij was komen staan.
‘Toch is het gek dat hier nu zoveel belangstelling voor ons is,’ zei Hardeman.
‘Oké, laten we de zaak maar goed in de gaten houden,’ antwoordde de luitenant., ‘ Klaas, laat de mensen maar zoveel mogelijk in huis blijven. We moeten geen onnodige risico’s nemen.’
‘Goed, luitenant,’ zei harden en hij zei zijn korporaals dat ze hun mensen naar binnen moesten sturen. Alleen de wachtposten stonden nu buiten.
Een uur later was het stil in de huizen. In de nacht bleef het rustig. Hardeman had goed geslapen. Toen hij werd gepord door Jan Haag, merkt hij dat het al zes uur.
‘Hoe kan dat nou, Jan. Waarom ben ik niet gepord,’ vroeg Hardeman.
‘’Ik ben blijven zitten tot zes uur. Ik kon toch niet slapen en wie weet wat er vandaag weer gaat gebeuren en dan moet jij goed bij de pinken zijn,’ grinnikte Jan Haag.
‘De luitenant heeft de leiding en ik doe wat hij zegt,’ zei Hardeman
‘Ja, maar ik heb liever dat jij goed wakker benj,’ grijnsde Haag.
Toen Hardeman buiten kwam stonden er al kinderen klaar met hun klapperdop in de hand. Ze boffen nu want één van de mensen van Jan Haag had rijstepap gemaakt.. De mariniers aten met lange tanden hun rijstepap en daarna kregen de kinderen de rest. Een marinier zette de kinderen in een rij en Jan Haag doet in elke klapperdop een schep rijstepap en een lepel gula djawa. Of de kinderen het lekker gevonden hebben zullen we nooit te horen krijgen. Direct na het ontbijt vertrok de patrouille weer. De mariniers werden nagestaard door de bevolking. Dit was voor het eerst een vriendelijk treffen met de bevolking waar de mariniers van overtuigd waren dat er ploppers tussen zaten.
Tijdens onze mars gebeurt er niets en liepen rustig door de kampongs. Zonder dat onze aandacht verslapte. Het gebeurde maar zo. Onderweg werden veel bananen gegeten en droken wij vruchtensap van de jonge kokosnoot. Het was heerlijk fris drinken maar je moest er niet te veel van drinken want je werd er loom van.
Tegen de middag werden er twee geweerschoten op de patrouille afgevuurd.. De kogels gierden over de patrouille heen. De kogels kwamen uit een groot huis dat alleen in het veld stond. Rondom het huis waren sawa’s. Aan de voorkant van het huis is een pad dat naar de weg liep. Het was een mooi huis en nieuw. Wij waren in dekking gegaan en wachtte af of er nog meer geschoten zou worden. Maar er gebeurde niets.
‘Eén of andere Indonesische held probeert is met twee geweerschoten tegen te houden,’ zei Nelis Hartong.
‘Jezus, wat een hufter.’’
‘Meertens, laat een van je BAR schutters door dat huis schieten.,’ riep de luitenant.
Meertens liep met zijn groep voorop. Deze riep tegen één van zijn BAR schutters te schieten. De schutter schoof wat heen en weer en schouderde zijn wapen en schoot een paar kogels door het huis. Twee mannen in uniform kwamen uit het huis rennen. De schutter schoot nog een paar kogels in de richting van de mannen en zij tuimelen door de schok van de kogels die hen treffen in de sawa. Ze waren dood! De stommelingen. Als zij niet op de mariniers hadden geschoten dan was de kans groot geweest dat de mariniers niet eens naar het huis waren gegaan. Nu waren ze nieuwsgierig geworden en wilden wel even kijken.. Het bleef verder stil. De mariniers omsingelde het huis.
‘Klaas, neem twee man mee dan gaan we in het huis kijken,’ zei de luitenant. Hardeman wees twee man aan en zij renden naar het huis. De anderen lagen schietklaar. Hardeman trapte de deur open en duwde de deur verder open. Hij keek in een grote kamer. Hij liep voorzichtig naar binnen. Zijn karabijn schietklaar in de handen. Het is een heel grote kamer. Op de vloer lagen lichtgroene tegeltjes. Door het hele huis lagen dezelfde tegeltjes. Het huis was splinternieuw.. Wat zonde, het huis gaat straks in de hens.. In het voorhuis stonden een paar heel mooie ronde tafeltjes en houten stoelen met rieten zittingen en rugleuningen. De anderen Liepen achter Hardeman aan.
‘Verdomme, wat is dit een mooi huis, zeg,’ zei een marinier. Niemand gaf antwoord. Er waren nog een paar grote kamers met kasten waarin spiegels in de deuren. Er werd in dit huis geleefd en geslapen. In een paar kasten stonden grote stopflessen met kroepoek, suiker en andere eetbare spullen. Er stonden twee balen rijst en suiker. Een andere kamer leek een kantoor. Op een tafel stond een schrijfmachine en er lag veel papier. In weer een andere kamer stond een grote spiegelkast waarin heel veel mooie sarongs voor vrouwen en mannen. Verder geen mensen in huis. De twee mannen die er uit gevlucht waren lagen dood in de sawa.
Hardeman zocht tussen de sarongs maar von niets bijzonders.
‘Wie zou hier hebben gewoond,’ vroeg Hardeman,’ Het lijkt wel een soort hoofdkwartier.’
’Ja, je zou het wel denken,’ zei de luitenant, ‘ Et waren maar twee kerels hier. En zo te zien zou je zeggen dat hier meer mannen in het huis wonen. En vrouwen als ik al die mooie sarongs zie.’
‘Misschien zijn de bewoners al eerder gevlucht toen ze ons zagen aankomen. Zij zullen toch ook wel gehoord hebben dat wij in de buurt waren. Die twee kerels die in de sawa liggen hebben misschien een oogje in het zeil gehouden,’ zei Hardeman.
‘Maar dan zijn ze wel stom geweest om op ons te schieten,’ zei de luitenant.
‘Ja, maar doen ze al een paar dagen. Ze verraden zichzelf,’ zei Hardeman.
‘De hufters hadden beter door het raam kunnen vluchten. Maar goed, Klaas, steek de boel maar in de fik. Ik heb geen belangrijke papieren gevonden. Als hier belangrijke mensen hebben gezeten dan hebben zij de belangrijke papieren wel meegenomen,’ zei de luitenant.
‘Voordat ik de boel in de brand steek neem ik wel een paar mooie sarongs mee. Daar kunnen wij onze baboes wel een plezier mee doe. Dan hebben zij ook een goeie dag.’
Hardeman haalde met twee mariniers de kasten leeg en bracht de sarongs buiten het huis. De luitenant zei niets en liep het huis uit. De mariniers begonnen met het omtrekken van de kasten. Het was een hels kabaal omdat er veel glas werk in de kasten stond. Hardeman vond twee jerrycans met petroleum.
‘Gaan jullie vast naar buiten,’ zei hij tegen de mariniers, ‘’ Ik laat het hier vollopen met petroleum en steek de boel in de hens.
Hardeman liet de petroleum over de vloer uitvloeien.. Het hele huis stonk naar de petroleum. De mooie tegeltjes waren glad van de petroleum. Toen de jerrycans lege waren stond Hardeman in het achterhuis. Hij begint de zaak aan te steken. Ineens een hel van vuur. Hardeman rende naar het voorhuis waar het nog niet in brand stond. Toen hij vlak bij de deur was leek het of er een bom ontplofte een harde knal en Hardeman werd opgenomen en door de luchtdruk en naar buiten gesmeten. Grote hilariteit!. De mariniers stonden dubbel van het lachen toen zij Hardeman op zijn knieën zagen zitten.
‘Klaasie, je hoeft niet te bidden hoor. Je wordt toch wel in de gaten gehouden. Die beschermengel van jou laat je wel steeds sloffen,’ flotste Meertens. En hij lacht hard.
Het huis stond in lichte laaie. Hardeman voelde de hitte op zijn rug en in zijn nek. Vlug stond hij op en rende naar de andere mariniers. Grote vlammen kwamen door het dak. Jammer dat zo’n mooi en groot huis in de brand gestoken moest worden. Maar het werd bewoond door TNI’ers. Voor hen zou het een groot verlies zijn.
‘Meertens neem een paar mariniers mee en ga de sawa in om de kijken wie er is gesneuveld.,’ zei de luitenant.
Meertens ging de sawa in en doorzocht de twee gesneuveld TNI’ers. Meertens kwam als snel terug en zei, ‘ Die kerels hadden geen moer bij zich. Ze droegen wel uniformen maar geen onderscheidingstekens.’
Wat zullen die TNI’ers ons vervloeken.
Hardeman verdeelde de sarongs over de dragers en zei hen dat hij op Banjoe Oerip de sarongs terug moest hebben. De dragers knikte alleen maar. Het huis fikte nog goed en zou spoedig tot een grote hoop as vergaan.
‘Klaas, we gaan verder,’ riep de luitenant.
‘Voorwaarts!’
De patrouille zette zich weer in beweging en de rest van de dag gebeurde er verder niets. De patrouille liep op zijn end. Nog twee dagen liepen zij verder zonder dat er iets gebeurde. Laat in de middag kwam de patrouille op Banjoe Oerip aan.
Toende mariniers op Banjoe Oerip aankwamen zei de luitenant, ‘Jullie worden bedankt. Dank zij jullie hebben we deze patrouille tot een goed einde gebracht. We hebben het niet gemakkelijk gehad en we mogen van geluk spreken dat we er allemaal gezond doorheen zijn gekomen. Maar jullie hebben het goed gedaan, Klaas laat de patrouille inrukken.’
‘Inrukken , luitenant.’.
‘Ik zal de majoor zeggen dat hij de dragers uitbetaald en de munitie laat opbergen.,’ zei de luitenant nog.
De patrouille werd ontbonden en de mariniers zochten hun eigen verblijven op. De patrouille was tien dagen onderweg geweest. We hadden veel wapens buitgemaakt en er waren zeker vele ploppers gesneuveld. Hoewel het niet onze bedoeling was geweest om gevechten uit te lokken. Maar de aanvallen waren steeds van de ploppers uitgegaan. Niet erg bij de hand.
De majoor, de joker, kwam met zijn korte beentjes binnen lopen en zei,’ jullie zijn vannacht vrij van wacht. Er wordt voor eten gezorgd. De kok zal jullie wel waarschuwen als het zover is. Morgen is alles weer normaal.’
De luitenant had zich via de radiojeep terug gemeld bij de compagniescommandant. Later op de avond werd er nog wat nagepraat over de patrouille. De wapens waren schoon. De mariniers waren geschoren en hadden zich gebaad. De volgende dag was iedereen weer uitgerust. Wij waren een paar dagen vrij van patrouillelopen.
De luitenant kwam het huis van Hardeman binnenlopen en zei,’ Klaas, ik ga naar Padangan rapport uitbrengen over de patrouille.. De majoor is vandaag op patrouille. Jij hebt nu de leiding hier.’
‘Goed, luitenant. Ik heb het begrepen ik heb de leiding tot u terug ben.’
De luitenant knikte en stapte in de GMC. De groep van Willem Lips ging als beveiliging mee. De wachtposten waren ingedeeld. Op Banjoe Oerip ging alles op rolletjes.
Tegen de middag kwam de luitenant weer terug. Hij was niet best geluimd. Zonder iets te zeggen ging hij zijn huis binnen. Er had zich in Padangan iets afgespeeld bij de compagniescommandant dat voor ons alsnog niet duidelijk was. Het leek er op dat de luitenant flink op zijn donder had gehad.
Later op de dag werd Hardeman bij de luitenant geroepen. Hij had net gemandied en liep naar het huis van de luitenant. De majoor was niet terug van patrouille.
‘Klaas ga zitten,’
‘Ik heb flink op mijn sodemieter gehad vanmorgen van de CC. We hadden de patrouille niet mogen lopen. Ik had de CC in grote lijnen verteld waar ik met de patrouille zou heen gaan. Maar niet precies verteld dat wij naar een gebeid zouden gaan waar we geweest zijn.. Toen hij dat hoorde sprong hij uit zijn vel. In het gebied waar wij zijn geweest daar is een divisie van de TNI gelegerd. Over het hele gebied natuurlijk Die lui hadden ons wel kunnen afslachten vond de CC. Ik denk dat hij gelijk had. Daarom was de tegenstand ook zo groot natuurlijk.’Maar goed, Klaas houdt wat ik je verteld hebt voor jezelf.. Verteld alleen maar dat er veel TNI was gelegerd..’
‘We mogen dus wel stellen dat we gesloft hebben.’
‘’Ja, dat mogen we wel stellen.’
Hardeman ging terug naar zijn huis maar vertelde niet direct wat er was gebeurd. Dat kon altijd nog wel. Een paar dagen later vertelde Hardeman het verhaal aan zijn mensen. De mariniers reageerden er bijna niet op. Het was voor hen alweer een paar dagen geleden en er was hen niet overkomen. Waarom zouden ze zich er druk over maken.
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage